Inhoud
- 1. Inleiding
- 2. Opzet van de LTG
- 3. Geldtransactiekantoor en geldtransactie
- 4. De LTG in vogelvlucht Binnen het bestek van deze actualiteit is het niet mogelijk bij alle aspecten van de LTG stil te staan en worden noodwendig bepaalde onderdelen besproken en blijven andere helaas mogelijk onderbelicht. Zo wordt het feit dat en passant in de overgangsregeling (art. 78) de Bank als zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in art. 111 van de Staatsregeling wordt aangewezen en dat de vóór de inwerkingtreding van de Staatsregeling door de Bank gegeven voorschriften de status van verordening, in de zin van art. 111 lid 3 Staatsregeling verkrijgen, onbesproken gelaten. In een later nummer van het CJB wordt bij het voorgaande expliciet stilgestaan. Evenmin wordt nader besproken dat, daar waar het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten (AB 2010, 101) (‘het Bank-Statuut’) in de aanhef stelt dat in de principeafspraken tussen de landen is afgesproken dat ‘besluitvorming tussen de landen geschiedt op basis van pariteit tussen de landen’ en dat art. 2 lid 2 van het Bank-Statuut stelt: ‘De Landen zullen waarborgen dat hun nationale wetgeving, voor zover in relatie tot de doelstellingen van de Bank, en de daarop berustende uitvoeringsbepalingen, eenvormig en verenigbaar zijn met deze Regeling, alsmede een gelijkluidende ingangsdatum bevatten’ terwijl voorts art. 8 lid 2 van het Bank-Statuut voorschrijft dat de Bank toezicht uitoefent ‘volgens bij eenvormige landsverordeningen (vast) te stellen regels’, doch dat het de auteur voorkomt dat van een dergelijke pariteit en eenvormigheid geen sprake is nu Sint Maarten (vooralsnog) geen (met de) LTG (vergelijkbare) wetgeving kent.
- 5. Afrondend
- ↑ Naar boven
Caribisch Juristenblad |
|
Practice | De Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren |
Auteurs | Mr. M.F. Murray |
DOI | 10.5553/CJB/221132662015004004004 |
Auteursinformatie |