De voorgestelde wijziging van de Wge
-
1 Inleiding
Op 22 mei 2007 heeft het ministerie van Financiën een consultatiedocument met een conceptwetsvoorstel tot wijziging van de Wet giraal effectenverkeer het licht doen zien. De Wet giraal effectenverkeer (Wge) strekt er onder meer toe om rechthebbenden op effecten te beschermen tegen de gevolgen van het faillissement van de instelling waar zij deze in bewaring hebben gegeven. Daarnaast bevat de Wge regels voor de girale afwikkeling van effectentransacties. Op het consultatiedocument is in mei-juli 2007 gereageerd door de Autoriteit Financiële Markten (AFM), marktpartijen Euroclear en LCH.Clearnet, brancheorganisaties VEUO, NVB en Eumedion, de Commissie Vennootschapsrecht van de NOvA, de KNB en NautaDutilh. Deze reacties hebben geleid tot indiening bij de Tweede Kamer op 29 december 2008 van een aangepast wetsvoorstel tot wijziging van de Wge.1x Wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet giraal effectenverkeer houdende uitbreiding van de bescherming aan cliënten van intermediairs inzake financiële instrumenten en het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie van effecten (Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 2). Gesneuveld is onder meer de regeling voor de bescherming van de rechten met betrekking tot derivatencontracten in geval van faillissement van de intermediair. Blijkens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (MvT) is besloten deze regeling nader te bezien, vanwege de in de consultatiereacties geuite kritiek op de juridische vormgeving en de praktische uitvoerbaarheid van de eerder ontworpen regeling. Om te voorkomen dat dit tot een verdere vertraging van de regeling van de overige onderwerpen leidt, is besloten het voorstel te splitsen en in een latere fase een voorstel met betrekking tot de regeling ten aanzien van derivatencontracten in te dienen.2x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 8 en 9.
Het wetsvoorstel3x Het wetsvoorstel bevat overigens geen wijziging van de Wge in verband met de identificatie van aandeelhouders. Dit vormt namelijk onderdeel van het wetsvoorstel naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Zie in dit verband ook het rapport van Euroclear getiteld Connecting issuers and shareholders; an infrastructural solution for the Dutch market (juni 2009). heeft twee hoofddoelstellingen: 1) de uitbreiding van de bescherming van de belegger in geval van faillissement van de instelling waar de belegger zijn effecten in bewaring heeft gegeven en 2) het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie van het giraal effectenverkeer dan op dit moment is voorzien in de huidige Wge.
Met de eerste hoofddoelstelling is beoogd het gebruik van effectenbewaarbedrijven zo veel mogelijk overbodig te maken. Effectenbewaarbedrijven vormen op dit moment een alternatief voor effecten die geen Wge-bescherming kunnen genieten, maar het gebruik van effectenbewaarbedrijven stuit in de praktijk op een aantal bezwaren. De voorgestelde wijzigingen zullen ertoe moeten leiden dat de bescherming van de Wge in faillissement wordt uitgebreid naar vrijwel alle effecten in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en dat de bescherming niet alleen toekomt aan cliënten van bij Euroclear Nederland aangesloten instellingen, maar ook aan cliënten van andere beleggingsondernemingen. Voorgesteld wordt in de Wge te bepalen dat niet alleen een bij Euroclear Nederland aangesloten instelling een verzameldepot in de zin van de Wge kan houden, maar ook iedere beleggingsonderneming waaraan het op grond van de Wft is toegestaan in Nederland ten name van cliënten rekeningen in effecten aan te houden. Daartoe wordt het begrip ‘intermediair’ geïntroduceerd, dat zowel aangesloten instellingen als beleggingsondernemingen omvat. Tevens wordt voorgesteld de definitie van ‘effecten’ aan te passen door aansluiting te zoeken bij de definitie van ‘financieel instrument’ in de Wft.
Met de tweede hoofddoelstelling, het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie, is beoogd het aantal fysieke stukken verder te doen afnemen. De ratio hiervan is dat de bewaring van toonderstukken aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Daarnaast zijn aan de bewaring van deze stukken veiligheidsrisico’s verbonden, doordat de stukken kunnen worden ontvreemd, worden vervalst of verloren kunnen gaan. Eveneens is van belang dat toondereffecten van oudsher kunnen worden gebruikt voor transacties met zwart en crimineel geld.4x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 3 en 4. Een wetswijziging is nodig, omdat de bestaande mogelijkheden voor de dematerialisatie in de Wge op dit moment niet ten volle worden benut.5x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 4. Voorgesteld wordt te bepalen dat effecten aan toonder uitsluitend door middel van verzamelbewijzen in bewaring kunnen worden gegeven bij intermediairs of Euroclear Nederland. In samenhang daarmee beoogt het wetsvoorstel de uitlevering van effecten in beginsel onmogelijk te maken.
In deze bijdrage staat de vraag centraal op welke manier de voorgestelde wijzigingen van de Wge moeten leiden tot het bereiken van deze twee hoofddoelstellingen, met daarbij aandacht voor de huidige situatie. Tot slot zal een aantal andere in het oog springende voorgestelde wijzigingen van de Wge de revue passeren.
-
2 Uitbreiding van de Wge-bescherming
Voordat ik de voorgestelde wijzigingen die dienen te leiden tot een uitbreiding van de Wge-bescherming nader zal bespreken, zal ik eerst nader ingaan op de aard van de Wge-bescherming en de twee voorwaarden die Wge-bescherming mogelijk maken: er dient sprake te zijn van giraal verklaarde effecten en deze giraal verklaarde effecten dienen te worden aangehouden op effectenrekeningen die worden aangehouden bij en geadministreerd door instellingen die bij het centraal instituut zijn aangesloten.
2.1 Wge-bescherming
In het systeem van de Wge maken effecten die zijn giraal verklaard en die door een cliënt in bewaring zijn gegeven aan een aangesloten instelling deel uit van een verzameldepot.6x De hiernavolgende beschrijving is ontleend aan W.A.K. Rank, Vermogensscheiding: a bird’s eye overview, in: W.A.K. Rank e.a., Vermogensscheiding in de financiële praktijk, NIBESVV 2008, p. 13. Zie ook B.F.L.M. Schim, Giraal effectenverkeer en goederenrecht, Deventer: Kluwer 2006. Dit verzameldepot (art. 10 Wge) is een gemeenschappelijk depot van effecten van dezelfde soort dat door die instelling wordt geadministreerd ten behoeve van alle gezamenlijke cliënten die bij haar effecten van de desbetreffende soort aanhouden. Giraal verklaarde effecten die door een aangesloten instelling aan Euroclear Nederland in bewaring zijn gegeven, maken deel uit van een girodepot. Dit girodepot (art. 35 Wge) is een gemeenschappelijk depot van alle effecten van de desbetreffende soort, dat door Euroclear Nederland wordt gehouden ten behoeve van alle gezamenlijke cliënten van alle gezamenlijke aangesloten instellingen die bij deze instellingen effecten van de desbetreffende soort aanhouden.
De verzameldepots en het girodepot voor een bepaald giraal verklaard effect vormen een bijzondere gemeenschap die wordt beheerst door de bepalingen van de Wge. Deelgenoten in een verzameldepot bij een aangesloten instelling zijn steeds de gezamenlijke beleggers die bij de desbetreffende aangesloten instelling effecten van de desbetreffende soort aanhouden. Tot het verzameldepot behoren ook het ten name van de aangesloten instelling luidende aandeel in het girodepot van effecten van de desbetreffende soort bij Euroclear Nederland. Daarom betreft de aanspraak van de belegger uit hoofde van het verzameldepot tevens effecten van de desbetreffende soort in het girodepot. Deelgenoten in een girodepot bij Euroclear Nederland zijn alle beleggers die bij aangesloten instellingen posities in effecten van de desbetreffende soort aanhouden.
De aanspraak van de belegger is van goederenrechtelijke aard en is evenredig aan het aantal door hem aangehouden effecten van de desbetreffende soort in het verzameldepot. De gemeenschapsconstructie brengt met zich dat de effecten niet gaan behoren tot het vermogen van de aangesloten instelling of van Euroclear Nederland. De effecten behoren in gemeenschap toe aan de beleggers. Het gevolg hiervan is dat de effecten niet in de failliete boedel van de aangesloten instelling of van Euroclear Nederland vallen. De rechthebbenden op de effecten zijn derhalve beschermd tegen de gevolgen van het faillissement van de aangesloten instelling of van Euroclear Nederland.
2.2 Giraal verklaarde effecten
Wil er sprake zijn van Wge-bescherming, dan moet er in ieder geval sprake zijn van giraal verklaarde effecten. Euroclear Nederland is thans bij uitsluiting bevoegd om te bepalen welke effecten tot het Wge-systeem kunnen worden toegelaten. Artikel 1 Wge bepaalt dat effecten in de zin van de Wge zijn effecten ten aanzien waarvan het centraal instituut heeft bepaald dat zij tot een verzameldepot en een girodepot in de zin van de wet kunnen behoren. De Wge stelt hieraan geen nadere eisen, behalve dat artikel 8a bepaalt dat tot een verzameldepot en een girodepot niet kunnen behoren effecten op naam waarvan de overdraagbaarheid bij de statuten respectievelijk de voorwaarden van uitgifte is beperkt of uitgesloten (waarover later meer). Deze regel geldt niet indien de desbetreffende effecten zijn toegelaten op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 Wft.
Euroclear Nederland hanteert in beginsel een ruime definitie van het begrip ‘effecten’ en accepteert in beginsel alle effecten die in het gangbare maatschappelijke verkeer als zodanig worden aangemerkt.7x Zie B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005-7, p. 199. De regels die Euroclear Nederland hanteert bij de toelating van effecten en een beschrijving van de procedure die daarbij moet worden gevolgd, zijn sinds kort terug te vinden in de ESES-documentatie, de contractuele voorwaarden van Euroclear die onder meer het Reglement Girodepots hebben vervangen sinds 19 januari 2009 (hierna: ESES Documentatie). ESES is een afkorting voor Euroclear Settlement of Euronext-zone Securities en vormt een onderdeel van het grootschalige project van Euroclear om tot consolidatie van technische systemen en harmonisatie van lokale settlement-processen en usances te komen van de verschillende Euroclear-bedrijven: Euroclear France, Euroclear Belgium en Euroclear Nederland.8x Zie verder J.T. Groenendaal en B.J.A. Zebregs, Het ESES Platform: een geconsolideerd settlementsysteem voor Nederland, België en Frankrijk, Tijdschrift voor Financieel Recht 2009-4, p. 140-148. Op grond van de ESES Documentatie kan de relevante Euroclear Central Securities Depository (CSD) de toelating van een effect afhankelijk maken van een aantal voorwaarden, zoals de rechtsgeldigheid van de uitgifte van het effect, de geschiktheid voor girale effectentransacties, de vrije en onbezwaarde overdraagbaarheid binnen het systeem en de onderlinge verwisselbaarheid (fungibility) met alle andere effecten van dezelfde soort.9x De toelatingscriteria zijn terug te vinden in art. 6.1 van de Algemene Voorwaarden – Boek I, Artikel 6.1 van de Algemene Voorwaarden – Boek II, Artikel 5.1 van de Operating Manual – Deel I, Artikel 3.3 van de Operating Manual – Deel II en de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules. De Algemene Voorwaarden – Boek I geldt voor alle betrokken landen en de Algemene Voorwaarden – Boek II geeft aanvullende regels specifiek voor Nederland. Een beursnotering is overigens geen voor voorwaarde voor toelating.10x Par. 2.1.1 en 3.5.5.2 van de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules.
In de praktijk wordt een veelheid aan effectentypen toegelaten door Euroclear Nederland. Ter illustratie: in de ESES Documentatie vinden we een niet-cumulatieve opsomming terug van type effecten die kunnen worden toegelaten tot een ESES CSD-systeem.11x Par. 2.1.1 van de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules. Genoemd worden equities (aandelen), bonds (obligaties), andere debt securities, funds12x Waarschijnlijk wordt daarbij gedoeld op deelnemingsrechten in een beleggingsfonds. , warrants13x Een warrant is een effect dat de houder het recht geeft in te tekenen op aandelen van een bedrijf op een gefixeerde datum tegen (vaak) een gefixeerde prijs. In tegenstelling tot opties worden warrants uitgegeven door het bedrijf zelf. , rights14x Verhandelbaar voorkeursrecht dat wordt toegekend aan bestaande aandeelhouders bij de uitgifte van nieuwe aandelen. , structured products15x Structured products zijn effecten uitgegeven door financiële instellingen, vaak in de vorm van een obligatie, waarvan de waarde afhankelijk is van de waardeontwikkeling van onderliggende waarden, bijvoorbeeld aandelen, indices, de rente, kredietrisico’s of grondstoffen. , certificates of deposit16x Certificates of deposit (CD) zijn op de geldmarkt verhandelbare termijndeposito’s. , units17x Met de term units wordt vaak gedoeld op de effecten uitgegeven door special purpose acquisition companies (SPACs) bij IPO en bestaan over het algemeen uit een aandeel en een warrant. Zie over het fenomeen SPACs verder M. van Straaten en J.S. Polderman, SPACs: een alternatief in zware beurstijden?, Vennootschap & Onderneming 2009 nr.1, p. 1-4. , turbo’s en speeders18x Turbo’s en speeders worden vaak omschreven als beleggingsproducten die beleggers de mogelijkheid geven met een hefboom te beleggen in verschillende onderliggende waarden, zoals aandelen, beursindices, valuta, obligaties, grondstoffen en beleggingsfondsen. . Expliciet voor Euroclear Nederland worden onder meer nog genoemd19x Par. 3.5.5 van de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules. : Commercial Paper20x Een kortlopend verhandelbare schuldbekentenis, vaak onverzekerd en in hoge coupures uitgegeven. , Medium-Term Notes21x Een verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd van meestal tussen de vijf en tien jaar. , Floating Rate Notes22x Een verhandelbare schuldbekentenis waarvan het rentetarief gedurende de looptijd kan veranderen, al naar gelang de marktomstandigheden. , Dutch Treasury Certificates23x Met andere woorden schatkistpapier. In tegenstelling tot staatsobligaties, die een looptijd van meer jaren hebben, is schatkistpapier een kortlopend waardepapier. en Eurobonds.24x Obligaties die zijn uitgegeven op de Europese kapitaalmarkt. Dat betekent dat de valuta waarin de obligatie wordt uitgegeven een andere is dan de valuta van het land waarin de obligatie wordt uitgegeven. Andere typen effecten kunnen ook worden toegelaten, mits deze effecten aan de toelatingscriteria voldoen.
2.3 Aangesloten instellingen
Willen de giraal verklaarde effecten Wge-bescherming genieten, dan dienen deze in een verzamel- of girodepot te zijn opgenomen. Daartoe is de status van aangesloten instelling vereist. Immers, op grond van de Wge kan alleen een bij Euroclear Nederland aangesloten instelling een verzameldepot in de zin van de Wge houden (art. 9 Wge). Voorts kan alleen een aangesloten instelling een tegoed aanhouden bij Euroclear Nederland. Een aangesloten instelling wordt in de Wge gedefinieerd als degene die als zodanig door het centraal instituut is toegelaten (art. 1 Wge). Euroclear Nederland stelt de regels vast voor de toelating van aangesloten instellingen. Deze toelatingsregels moeten worden goedgekeurd door de minister van Financiën. Deze regels waren voorheen te vinden in de ‘Toelatingsregels Euroclear Nederland’, maar sinds de introductie van ESES op 19 januari 2009 zijn de relevante regels terug te vinden in de ESES Documentatie.25x Zie onder meer art. 3 van de Algemene Voorwaarden – Boek I, Artikel 3 van de Algemene Voorwaarden – Boek II en Artikel 3 van de Operating Manual – Deel I.
2.4 De voorgestelde wijzigingen van de Wge
De hierna te bespreken wijzigingen van de Wge beogen, zoals vermeld, het gebruik van effectenbewaarbedrijven zo veel mogelijk overbodig te maken. Alvorens de wijzigingen die dit moeten bereiken nader te bespreken, is het goed om dit beoogde effect van het wetsvoorstel en haar achtergrond nader te belichten.
2.4.1 Het overbodig maken van effectenbewaarbedrijven
Op grond van artikel 4:87 Wft dient een beleggingsonderneming met betrekking tot voor cliënten gehouden financiële instrumenten adequate maatregelen te treffen ter waarborging van de rechten van de cliënten op die financiële instrumenten, onder andere bij faillissement van de beleggingsonderneming. Deze verplichting wordt nader uitgewerkt in de artikelen 58-58d en 165-165d van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo) en in de op basis van artikel 165 lid 2 Bgfo door de AFM vastgestelde artikelen 6:14-6:20 van de Nadere Regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (NRgfo). In artikel 6:14 NRgfo wordt herhaald dat een beleggingsonderneming met betrekking tot financiële instrumenten van cliënten een zodanige regeling treft dat de rechten van die cliënten voldoende beschermd zijn. Artikel 6:18 NRgfo geeft vervolgens aan hoe een beleggingsonderneming die tevens bank is aan het vereiste als bedoeld in artikel 6:14 NRgfo kan voldoen. Kort gezegd, komt het erop neer dat, als het gaat om effecten in de zin van de Wge en de bank een aangesloten instelling is in de zin van de Wge, aan de eis van vermogensscheiding kan worden voldaan door de effecten in kwestie onder te brengen in het girale systeem van de Wge. Gaat het om effecten die niet in het systeem van de Wge passen of is de bank geen aangesloten instelling, dan kan aan de eis van vermogensscheiding worden voldaan door de effecten in bewaring te geven bij een effectenbewaarbedrijf als bedoeld in artikel 6:18 NRgfo.26x Zie W.A.K. Rank, Vermogensscheiding: a bird’s eye overview, in: W.A.K. Rank e.a., Vermogensscheiding in de financiële praktijk, NIBESVV 2008, p. 11 en 12.
Door onderbrenging van effecten in een effectenbewaarbedrijf, een aparte juridische entiteit, zijn de rechten van cliënten gescheiden van het vermogen van de beleggingsonderneming. De effecten zijn niet afgescheiden van het vermogen van het effectenbewaarbedrijf; de cliënt heeft een contractuele vordering jegens het effectenbewaarbedrijf. De cliënten lopen derhalve een faillissementsrisico. Om dit risico te beperken, wordt in artikel 6:18 NRgfo een aantal eisen gesteld aan het bewaarbedrijf.
De faillissementsbescherming die een effectenbewaarbedrijf biedt, is niet volstrekt gelijkwaardig aan de door de Wge geboden bescherming. De cliënt heeft immers slechts een contractuele vordering jegens het effectenbewaarbedrijf, terwijl een cliënt onder de Wge een goederenrechtelijke aanspraak heeft. Dit is dan ook onder meer de aanleiding geweest om het gebruik van effectenbewaarbedrijven zo veel mogelijk overbodig te maken. Naast het geschetste faillissementrisico, signaleert de MvT27x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 2. bij het wetsvoorstel nog een aantal andere nadelen verbonden aan effectenbewaarbedrijven, die nopen tot uitbreiding van de Wge-bescherming. Allereerst de kosten die zijn verbonden aan aparte bewaarbedrijven. Daarnaast is het voor intermediairs lastig om de constructie van een apart bewaarbedrijf in het buitenland geaccepteerd te krijgen.28x Zie in dit verband ook W.A.K. Rank, Vermogensscheiding: a bird’s eye overview, in: W.A.K. Rank e.a., Vermogensscheiding in de financiële praktijk, NIBESVV 2008, p. 22.
Zoals uiteengezet, in de huidige situatie is er alleen sprake van Wge-bescherming indien er sprake is giraal verklaarde effecten en deze giraal verklaarde effecten worden aangehouden op effectenrekeningen die worden aangehouden bij en geadministreerd door aangesloten instellingen. Om te bewerkstelligen dat effectenbewaarbedrijven niet langer noodzakelijk zijn, dient het toepassingsbereik van de Wge derhalve te worden uitgebreid.
2.4.2 Het begrip ‘effect’
In het wetsvoorstel wordt het toepassingsbereik van de Wge ten eerste uitgebreid door een nieuwe definitie van ‘effecten’ te introduceren. Voorgesteld wordt om ‘effect’ te definiëren als een financieel instrument als bedoeld in onderdeel a, b of c van de definitie van ‘financieel instrument’ in artikel 1:1 Wft en een ander financieel instrument waarvan het centraal instituut heeft bepaald dat het tot een verzameldepot en een girodepot kan behoren. Onderdelen a, b en c van de definitie van financieel instrument betreffen respectievelijk effecten, geldmarktinstrumenten en rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een effect. Effect is nader gedefinieerd in artikel 1:1 Wft als een verhandelbaar aandeel of een ander daarmee gelijk te stellen verhandelbaar waardebewijs of recht niet zijnde een appartementsrecht, een verhandelbare obligatie of een ander verhandelbaar schuldinstrument of elk ander door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar waardebewijs waarmee een in onderdeel a of b bedoeld effect door uitoefening van de daaraan verbonden rechten of door conversie kan worden verworven of dat in geld wordt afgewikkeld.
‘Effect’ is op dit moment gedefinieerd als ‘effecten ten aanzien waarvan het centraal instituut heeft bepaald dat zij tot een verzameldepot en een girodepot in de zin van de wet kunnen behoren’ (art. 1 Wge). Door de voorgestelde wijziging van de definitie van ‘effect’ is voor toepasselijkheid van de Wge op het niveau van de verzameldepots dus aanwijzing door Euroclear Nederland niet langer vereist. In hoeverre dit een toevoeging is aan de bestaande giraal verklaarde effecten is twijfelachtig. Zoals hiervoor uiteengezet, komt een uitgebreid scala aan effectentypen voor toelating door Euroclear Nederland in aanmerking. Blijkens de MvT zou het vooral gaan om buitenlandse effecten die niet voor toelating door Euroclear Nederland in aanmerking komen en derhalve zijn aangewezen op bewaring bij effectenbewaarbedrijven, zonder nader in te gaan op de karakteristieken van deze buitenlandse effecten.29x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 2.
Naast de financiële instrumenten als bedoeld in de genoemde onderdelen van artikel 1:1 Wft, worden ook andere financiële instrumenten waarvan het centraal instituut heeft bepaald dat ze tot een verzameldepot en een girodepot kunnen behoren als effect in de zin van de Wge aangemerkt. Deze mogelijkheid wordt opgenomen voor financiële instrumenten die niet geschaard kunnen worden onder de definitie van ‘financieel instrument’ als bedoeld in de onderdelen a, b of c van artikel 1:1 Wft.30x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 10. Men heeft daarbij vooral het oog op financiële instrumenten die belangrijke kenmerken van derivaten hebben, vaak in de vorm van hybride producten. Diverse van deze derivaatachtigen worden al via de settlement-systemen aangehouden en afgewikkeld. De kans bestaat dat bepaalde effecten die nu of in de toekomst binnen het Wge-systeem worden aangehouden, als derivaten moeten worden aangemerkt. Men heeft willen voorkomen dat deze producten de settlement-systemen moeten verlaten, terwijl in de markt een grote behoefte bestaat aan gebruikmaking van deze systemen. Euroclear Nederland zal bij zijn toelatingstoetsing dienen te beoordelen of derivaten voor opname in het Wge-systeem in aanmerking kunnen komen. Het zal daarbij moeten gaan om derivaten waaraan wel rechten verbonden zijn, maar geen verplichtingen, en er zal duidelijk een uitgevende instelling moeten zijn aan te wijzen.31x Zie ook B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005- 7, p. 199.
2.4.3 Het begrip ‘intermediair’
In het wetsvoorstel wordt het toepassingsbereik van de Wge ten tweede uitgebreid door het nieuwe begrip ‘intermediair’ te introduceren. ‘Intermediair’ wordt gedefinieerd als een aangesloten instelling of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 Wft waaraan het op grond van die wet is toegestaan in Nederland beleggingsdiensten te verlenen en die in Nederland ten name van cliënten rekeningen in effecten administreert. Een beleggingsonderneming is blijkens artikel 1:1 Wft degene die een beleggingsdienst verleent of een beleggingsactiviteit verricht.
De voorgestelde uitbreiding houdt niet alleen een uitbreiding in van de bescherming die de Wge biedt in geval van faillissement van de intermediair, maar betekent ook dat de girale leveringsregels van de Wge van toepassing worden op leveringen binnen het verzameldepot van een intermediair. Overigens is girale levering binnen het door Euroclear Nederland beheerde girodepot tussen intermediairs alleen mogelijk als die intermediairs aangesloten instellingen zijn. Met andere woorden: een intermediair die geen aangesloten instelling is, kan niet deelnemen aan het giraal effectenverkeer via Euroclear Nederland en kan derhalve niet volop profiteren van het efficiënte systeem van interbancaire leveringen van effecten. Leveringen tussen intermediairs die geen aangesloten instelling zijn, kunnen plaatsvinden als de betrokken intermediairs rekeningen bij elkaar aanhouden.
2.4.4 Overdraagbaarheidsrestricties (art. 8a Wge)
Het wetsvoorstel bevat ook een nieuwe redactie van eerder genoemd art. 8a Wge, welke thans bepaalt dat tot een verzameldepot en een girodepot niet kunnen behoren effecten op naam waarvan de overdraagbaarheid bij de statuten respectievelijk de voorwaarden van uitgifte is beperkt of uitgesloten, tenzij de desbetreffende effecten zijn toegelaten op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 Wft. In het wetsvoorstel is art. 8a minder ruim geformuleerd. Bepaald wordt dat tot een verzameldepot en een girodepot niet kunnen behoren effecten op naam waarvoor de levering bij notariële akte is voorgeschreven, tenzij deze zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of een mulitlaterale handelsfaciliteit als bedoeld in artikel 1:1 Wft.
Een notariële akte is vereist voor de levering van aandelen op naam in een bv (art. 2:196 BW). Daarnaast is een notariële akte vereist voor de levering van aandelen op naam in een nv waarvan de aandelen of certificaten van aandelen niet zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit als bedoeld in artikel 1:1 Wft, voor de levering van aandelen op naam in een nv waarvan de aandelen of certificaten van aandelen niet zijn toegelaten tot de handel op een met een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is van de Europese Unie of de levering van aandelen op naam in een nv waarvan de aandelen of certificaten van aandelen niet spoedig zullen worden toegelaten tot een van de hiervoor genoemde handelsplatformen (art. 2:86 jo. art. 2:86c BW). Het is mogelijk dat ook voor effecten in buitenlandse vennootschappen naar buitenlands recht een notarieel leveringsvereiste bestaat.
Blijkens de MvT wordt een verduidelijking beoogd van het in 2000 ingevoerde artikel 8a Wge: ‘Zoals in de memorie van toelichting destijds is aangegeven moet artikel 8a voorkomen dat door opname in het systeem van de Wge de controlefunctie van de notaris bij levering van bepaalde aandelen komt te vervallen. De bepaling wordt op die situatie toegespitst.’32x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 12. Zowel in de huidige redactie als in de voorgestelde nieuwe redactie ziet artikel 8a dus niet toe op andere overdraagbaarheidsrestricties,, zoals kwaliteitseisen, selling restrictions of X%-regelingen.
Euroclear Nederland voert, als centraal instituut, een conservatief beleid en volgt de huidige, breder te interpreteren wettekst.33x Zie B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005- 7, p. 201. Wanneer effecten bij Euroclear Nederland ter toetsing worden voorgelegd, stelt Euroclear Nederland op grond van artikel 8a Wge vast of sprake is van voorwaarden die de overdraagbaarheid beperken of uitsluiten. Bepalend is of er sprake is van overdraagbaarheidsbeperkingen met goederenrechtelijke werking, wat inhoudt dat niet-naleving van deze restricties tot nietige leveringen (kunnen) leiden.34x Zie B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005-7, p. 201. Als effecten restricties hebben met louter verbintenisrechtelijke werking, dan staat dit niet aan opname in het Wge-systeem in de weg.
Betekent dit nu dat effecten op naam waarvan de overdraagbaarheid bij de statuten respectievelijk de voorwaarden van uitgifte is beperkt of uitgesloten, maar waarvoor niet de levering bij notariële akte is voorgeschreven, Wge-bescherming kunnen genieten? Het antwoord is ja. Maar nuancering is op haar plaats. Euroclear Nederland zal nog steeds op grond van de ESES Documentatie toetsen of geen sprake is van ontoelaatbare overdrachtsrestricties. Daarnaast hanteren effectenbeurzen hun eigen toegangsregels; zo hanteert Euronext Amsterdam het criterium van ‘vrije verhandel- en overdraagbaarheid’ op grond van Rule 6605 van Euronext Rule Book – Book I: Harmonised Rules. Wil een uitgevende instelling derhalve dat haar effecten worden opgenomen in het girale systeem van Euroclear en dat haar effecten worden genoteerd aan Euronext Amsterdam, dan mogen haar statuten geen ontoelaatbare overdrachtsrestricties bevatten.
-
3 Verdergaande dematerialisatie
3.1 Dematerialisatie
In Nederland is in 2000 een begin gemaakt aan dematerialisatie van effecten door mogelijk te maken dat effecten op naam in het systeem van de Wge kunnen worden opgenomen.35x Zie de wet van 2 november 2000 tot wijziging van de Wet giraal effectenverkeer, Stb. 2000, 485. Verdergaande dematerialisatie vormt een nieuwe stap in de ontwikkeling van het effectenverkeer die is ingezet bij de introductie van het toonderstuk.36x Zie voor een beschrijving van deze ontwikkeling: B.F.L.M. Schim, Giraal effectenverkeer en goederenrecht, Deventer: Kluwer 2006, p. 13-16.
Kenmerkend voor dematerialisatie is dat van de effecten geen fysieke stukken meer bestaan waarin de effecten worden belichaamd. Gedematerialiseerde effecten bestaan uitsluitend in de vorm van een tegoed op een effectenrekening. De effecten zijn volledig giraal. Volledig gedematerialiseerde effecten zijn per definitie effecten op naam. Volledige dematerialisatie in het girale effectenverkeer wordt dan ook bereikt door te regelen dat er uitsluitend nog effecten op naam in het systeem van de Wge worden toegelaten en dat eerder uitgegeven en in het systeem van de Wge opgenomen effecten aan toonder worden omgezet in effecten op naam. Dematerialisatie kan ook worden bereikt door geen afzonderlijke toonderstukken meer toe te laten tot het girale systeem, maar uitsluitend nog verzamelbewijzen (globals). Dit zou men een beperkte dematerialisatie kunnen noemen, omdat er nog wel één verzamelstuk is dat de effecten belichaamt.37x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 3.
3.2 De voorgestelde wijzigingen van de Wge
Het wetsvoorstel behelst niet een volledige dematerialisatie, maar kiest voor een beperkte dematerialisatie. Blijkens de MvT heeft dit een aantal redenen. Er is niet gekozen voor een onmiddellijke en volledige dematerialisatie door het afschaffen van effecten aan toonder, omdat dit een wijziging van het Burgerlijk Wetboek met zich zou brengen en bovendien aanzienlijke lasten voor het bedrijfsleven. Daarnaast vormt een overweging dat het Nederlandse ondernemingen niet onmogelijk moet worden gemaakt om in het buitenland effecten in fysieke vorm uit te geven en om het buitenlandse ondernemingen die in hun land van vestiging fysieke effecten hebben uitgegeven, mogelijk te maken deze te verhandelen in Nederland.38x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 3. Zo kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om effecten aan toonder uit te geven om te kunnen voldoen aan Amerikaanse effectenwetgeving.
Het voorgestelde artikel 8 lid 1 Wge geeft invulling aan de doelstelling om verdergaande dematerialisatie tot stand te brengen. Effecten aan toonder behoren per soort slechts tot een verzameldepot of een girodepot indien zij:
door middel van een verzamelbewijs in bewaring worden gegeven bij een intermediair (zoals gedefinieerd in het wetsvoorstel, zie paragraaf 2.4.3) onderscheidenlijk het centraal instituut; of
ten name van een intermediair worden bewaard door een instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van cliënten rekeningen in effecten te administreren onderscheidenlijk ten name van het centraal instituut worden bewaard door een zodanige instelling in het buitenland.
‘Verzamelbewijs’ wordt in het voorgestelde artikel 1 gedefinieerd als een document waarin effecten aan toonder van één soort zich belichamen die tot een verzameldepot of een girodepot behoren. Er is voor gekozen ‘verzamelbewijs’ niet te definiëren als een document waarin alle effecten aan toonder van één soort zijn belichaamd, omdat zich mogelijk ook nog toonderstukken bij beleggers thuis bevinden. Om deze thuisbewaarder tegemoet te komen, bevat lid 2 van het voorgestelde artikel 8 Wge voor deze groep een mogelijkheid om op een later moment te besluiten haar fysieke stukken aan te bieden bij een intermediair. Deze bepaling beoogt te waarborgen dat de Wge-bescherming gedurende ten hoogste een jaar nog geldt bij bewaargeving van dergelijke fysieke effecten.39x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 12.
Op grond van het voorgestelde artikel 11 lid 4 en 5 krijgt de intermediair de bevoegdheid tot een door hem gehouden verzameldepot behorende toonderstukken, te vervangen door een verzamelbewijs of op naam te doen stellen. De intermediair kan dit blijkens artikel 11 lid 6 alleen doen met instemming van de uitgevende instelling. De ratio hiervan is dat voor het op naam stellen van effecten een statutenwijziging benodigd kan zijn en de uitgifte van het verzamelbewijs door de uitgevende instelling zelf zal moeten plaatsvinden.40x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 13. Euroclear Nederland had al een dergelijke bevoegdheid op grond van artikel 36 lid 4 en 6 Wge. In het wetsvoorstel wordt de redactie van artikel 36 aangepast om tot uitdrukking te brengen dat het niet langer mogelijk is dat er voor groepen effecten aparte verzamelstukken binnen het Wge-systeem worden aangehouden.41x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 16.
Voor de toonderstukken die zijn uitgegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de door het wetsvoorstel gewijzigde wet en die op dat tijdstip in bewaring zijn gegeven bij een intermediair die een bij Euroclear Nederland aangesloten instelling is, bevat het wetsvoorstel een overgangsregeling. Effecten aan toonder die op het tijdstip van inwerkingtreding van de door het wetsvoorstel gewijzigde wet behoren tot een verzameldepot of een girodepot, maar niet zijn belichaamd in een verzamelbewijs, kunnen vanaf twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de door het wetsvoorstel gewijzigde wet niet meer worden geleverd binnen het girale systeem. Een instelling die effecten aan toonder heeft uitgegeven die zijn opgenomen in een verzameldepot of een girodepot dient dan ook deze effecten binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de door het wetsvoorstel gewijzigde wet om te zetten in een verzamelbewijs of in effecten op naam.
Door geen afzonderlijke toonderstukken meer toe te laten tot het girale systeem, maar uitsluitend nog verzamelbewijzen, nemen de in de inleiding geschetste bewaarkosten en risico’s af. Ook heeft het voorstel voordelen voor de uitgevende instellingen: met verzamelbewijzen worden de kosten van het drukken, de uitgifte en het bewaren van stukken aanzienlijk beperkt. Voor uitgevende instellingen brengt dit voorstel echter ook kosten met zich mee, want de instellingen moeten in staat zijn verzamelbewijzen of effecten op naam uit te geven. Een statutenwijziging zou hier noodzakelijk voor kunnen zijn. Daarnaast vereist omzetting een besluit van een orgaan van de uitgevende instelling. Tot slot moeten de oude toonderstukken worden vernietigd.
3.3 Uitlevering
Met dematerialisatie hangt nauw samen de uitlevering van de effecten opgenomen in het girale systeem. Thans kunnen effecten opgenomen in het girale systeem op verzoek van de belegger worden uitgeleverd. Voor uitgevende instellingen bestaat de mogelijkheid om op grond van artikel 26 Wge uitlevering onmogelijk te maken. De uitgevende instelling zal dit doen door een daartoe strekkende bepaling op te nemen in haar statuten.
Het wetsvoorstel beoogt uitlevering in beginsel onmogelijk te maken. Dit zorgt ervoor dat effecten in beginsel permanent bij Euroclear Nederland en bij intermediairs blijven rusten. Slechts in twee gevallen voorziet het wetsvoorstel in een uitzondering op deze regel. Effecten kunnen slechts worden uitgeleverd in de volgende gevallen:
ter opname in een depot van een buitenlandse instelling met een functie vergelijkbaar met die van het centraal instituut (met andere woorden een CSD); of
ter opname in een verzameldepot van een andere intermediair of, indien de instelling die de effecten heeft uitgegeven daarmee heeft ingestemd, een depot van een cliënt van een CSD, indien alle effecten van de desbetreffende soort worden uitgeleverd.
In het eerste geval gaat het om gevallen waarbij het noodzakelijk is om twee centrale bewaarplaatsen aan te houden. Men kan bijvoorbeeld denken aan situaties dat effecten slechts in het buitenland genoteerd kunnen worden wanneer zij in het desbetreffende land bewaard worden. De tweede uitzondering biedt uitgevende instellingen de mogelijkheid om een andere centrale bewaarplaats te kiezen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een overname gevolgd door een uitkoopprocedure waarna een beursnotering wordt beëindigd en de overnemende partij de stukken elders wil bewaren.42x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 15. Het wetsvoorstel kent verder een overgangsregeling: alle effecten waarvoor uitlevering thans nog kan worden verzocht, kunnen tot uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de door het wetsvoorstel gewijzigde wet worden uitgeleverd aan een deelgenoot of aangesloten instelling.
-
4 Tot slot: overige wijzigingen
Naast het bewerkstelligen van een uitbreiding van de Wge-bescherming en een verdergaande vorm van dematerialisatie, bevat het wetsvoorstel nog een aantal andere in het oog springende wijzigingen:
Het wetsvoorstel voorziet met de introductie van art. 2 lid 5 in een wettelijke grondslag voor het verhaal van de kosten van de AFM op Euroclear Nederland ter uitvoering van het toezicht op Euroclear Nederland.
De mogelijkheid tot administratief beroep (art. 5 en 7 Wge) tegen een weigering tot toelating als aangesloten instelling of tegen de intrekking van een toelating als aangesloten instelling komt te vervallen. De ESES Documentatie kent overigens wel een beroepsmogelijkheid, maar deze is niet van toepassing op Euroclear Nederland, juist vanwege het bestaan van de mogelijkheid tot administratief beroep in de huidige Wge.43x Zie art. 3.2 van de Operating Manual – Deel I. Als de beoogde wetswijziging doorgang vindt, zal de ESES Documentatie moeten worden aangepast.
In het voorgestelde artikel 12 lid 2 Wge wordt de mogelijkheid gecreëerd om bij uitgifte effecten direct op te nemen in een verzameldepot. In de praktijk gebeurt dit al, maar artikel 12 voorziet niet in een regeling. De Wge gaat er thans van uit dat effecten worden opgenomen in een verzameldepot, doordat de belegger zijn toonderstukken in bewaring geeft of zijn effecten op naam levert ter opname in het verzameldepot. Het voorgestelde art. 12 lid 2 bepaalt dat levering van effecten door de uitgevende instelling aan een intermediair ter opname van die effecten in een verzameldepot tot gevolg heeft dat degene ten gunste van wie de effecten worden uitgegeven in het verzameldepot gerechtigd wordt als deelgenoot (zijnde een cliënt die op een emissie heeft ingeschreven en aan wie de effecten zijn toegewezen). Om ook directe uitgifte aan Euroclear Nederland mogelijk te maken, wordt een met artikel 12 lid 2 vergelijkbare bepaling opgenomen in artikel 38 lid 2 Wge.
Het huidige artikel 25 Wge verplicht een aangesloten instelling terstond van een door haar verrichte bijschrijving een kennisgeving toe te zenden aan degene op wiens naam de bijschrijving heeft plaatsgevonden. Voorgesteld wordt deze verplichting tot het verzenden van dit zogenoemde ‘tweede bericht’ te doen vervallen. Ratio hiervan is dat dit bericht al jaren niet meer wordt verstrekt, zeker gezien nu op grond van artikel 69 Bgfo een beleggingsonderneming na het uitvoeren van een order de cliënt onmiddellijk de belangrijkste informatie over de uitvoering van de order moet verstrekken. De toevoegde waarde van het ‘tweede bericht’ is derhalve niet langer aanwezig.44x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 15.
Voorgesteld wordt om in artikel 44 Wge, betreffende het verbod op derdenbeslag onder het centraal instituut op een ten name van een aangesloten instelling staand aandeel in een girodepot, het begrip ‘derdenbeslag’ te vervangen door ‘beslag’ om tot uitdrukking te brengen dat alle vormen van beslag onder het centraal instituut onwenselijk zijn.45x Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 18. Zie verder B.F.L.M. Schim, Verpanding van girale effecten, Ondernemingsrecht 2004-11, p. 418-424.
Het wetsvoorstel wordt op moment van schrijven nog behandeld in de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel zou in januari 2010 in werking moeten treden.
Noten
-
1 Wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet giraal effectenverkeer houdende uitbreiding van de bescherming aan cliënten van intermediairs inzake financiële instrumenten en het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie van effecten (Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 2).
-
2 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 8 en 9.
-
3 Het wetsvoorstel bevat overigens geen wijziging van de Wge in verband met de identificatie van aandeelhouders. Dit vormt namelijk onderdeel van het wetsvoorstel naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Zie in dit verband ook het rapport van Euroclear getiteld Connecting issuers and shareholders; an infrastructural solution for the Dutch market (juni 2009).
-
4 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 3 en 4.
-
5 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 4.
-
6 De hiernavolgende beschrijving is ontleend aan W.A.K. Rank, Vermogensscheiding: a bird’s eye overview, in: W.A.K. Rank e.a., Vermogensscheiding in de financiële praktijk, NIBESVV 2008, p. 13. Zie ook B.F.L.M. Schim, Giraal effectenverkeer en goederenrecht, Deventer: Kluwer 2006.
-
7 Zie B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005-7, p. 199.
-
8 Zie verder J.T. Groenendaal en B.J.A. Zebregs, Het ESES Platform: een geconsolideerd settlementsysteem voor Nederland, België en Frankrijk, Tijdschrift voor Financieel Recht 2009-4, p. 140-148.
-
9 De toelatingscriteria zijn terug te vinden in art. 6.1 van de Algemene Voorwaarden – Boek I, Artikel 6.1 van de Algemene Voorwaarden – Boek II, Artikel 5.1 van de Operating Manual – Deel I, Artikel 3.3 van de Operating Manual – Deel II en de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules. De Algemene Voorwaarden – Boek I geldt voor alle betrokken landen en de Algemene Voorwaarden – Boek II geeft aanvullende regels specifiek voor Nederland.
-
10 Par. 2.1.1 en 3.5.5.2 van de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules.
-
11 Par. 2.1.1 van de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules.
-
12 Waarschijnlijk wordt daarbij gedoeld op deelnemingsrechten in een beleggingsfonds.
-
13 Een warrant is een effect dat de houder het recht geeft in te tekenen op aandelen van een bedrijf op een gefixeerde datum tegen (vaak) een gefixeerde prijs. In tegenstelling tot opties worden warrants uitgegeven door het bedrijf zelf.
-
14 Verhandelbaar voorkeursrecht dat wordt toegekend aan bestaande aandeelhouders bij de uitgifte van nieuwe aandelen.
-
15 Structured products zijn effecten uitgegeven door financiële instellingen, vaak in de vorm van een obligatie, waarvan de waarde afhankelijk is van de waardeontwikkeling van onderliggende waarden, bijvoorbeeld aandelen, indices, de rente, kredietrisico’s of grondstoffen.
-
16 Certificates of deposit (CD) zijn op de geldmarkt verhandelbare termijndeposito’s.
-
17 Met de term units wordt vaak gedoeld op de effecten uitgegeven door special purpose acquisition companies (SPACs) bij IPO en bestaan over het algemeen uit een aandeel en een warrant. Zie over het fenomeen SPACs verder M. van Straaten en J.S. Polderman, SPACs: een alternatief in zware beurstijden?, Vennootschap & Onderneming 2009 nr.1, p. 1-4.
-
18 Turbo’s en speeders worden vaak omschreven als beleggingsproducten die beleggers de mogelijkheid geven met een hefboom te beleggen in verschillende onderliggende waarden, zoals aandelen, beursindices, valuta, obligaties, grondstoffen en beleggingsfondsen.
-
19 Par. 3.5.5 van de Detailed Service Descriptions – Securities eligibility and admission rules.
-
20 Een kortlopend verhandelbare schuldbekentenis, vaak onverzekerd en in hoge coupures uitgegeven.
-
21 Een verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd van meestal tussen de vijf en tien jaar.
-
22 Een verhandelbare schuldbekentenis waarvan het rentetarief gedurende de looptijd kan veranderen, al naar gelang de marktomstandigheden.
-
23 Met andere woorden schatkistpapier. In tegenstelling tot staatsobligaties, die een looptijd van meer jaren hebben, is schatkistpapier een kortlopend waardepapier.
-
24 Obligaties die zijn uitgegeven op de Europese kapitaalmarkt. Dat betekent dat de valuta waarin de obligatie wordt uitgegeven een andere is dan de valuta van het land waarin de obligatie wordt uitgegeven.
-
25 Zie onder meer art. 3 van de Algemene Voorwaarden – Boek I, Artikel 3 van de Algemene Voorwaarden – Boek II en Artikel 3 van de Operating Manual – Deel I.
-
26 Zie W.A.K. Rank, Vermogensscheiding: a bird’s eye overview, in: W.A.K. Rank e.a., Vermogensscheiding in de financiële praktijk, NIBESVV 2008, p. 11 en 12.
-
27 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 2.
-
28 Zie in dit verband ook W.A.K. Rank, Vermogensscheiding: a bird’s eye overview, in: W.A.K. Rank e.a., Vermogensscheiding in de financiële praktijk, NIBESVV 2008, p. 22.
-
29 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 2.
-
30 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 10.
-
31 Zie ook B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005- 7, p. 199.
-
32 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 12.
-
33 Zie B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005- 7, p. 201.
-
34 Zie B.J.A. Zebregs, De toelating van effecten tot het Wge-systeem door Euroclear Nederland, Tijdschrift voor Financieel Recht 2005-7, p. 201.
-
35 Zie de wet van 2 november 2000 tot wijziging van de Wet giraal effectenverkeer, Stb. 2000, 485.
-
36 Zie voor een beschrijving van deze ontwikkeling: B.F.L.M. Schim, Giraal effectenverkeer en goederenrecht, Deventer: Kluwer 2006, p. 13-16.
-
37 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 3.
-
38 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 3.
-
39 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 12.
-
40 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 13.
-
41 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 16.
-
42 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 15.
-
43 Zie art. 3.2 van de Operating Manual – Deel I.
-
44 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 15.
-
45 Kamerstukken II 2008/09, 31 830, nr. 3, p. 18. Zie verder B.F.L.M. Schim, Verpanding van girale effecten, Ondernemingsrecht 2004-11, p. 418-424.