Online diensten over de grens
-
Inleiding
‘Europeanen die binnen de EU op reis zijn moeten het dikwijls stellen zonder onlinediensten voor films, sportprogramma’s, muziek, e-books of spelen,2xBedoeld wordt: games. Vertalen of niet, het blijft lastig. ‘Draagbaarheid’ in de titel van deze bijdrage is bedoeld om verwarring te wekken, maar het begrip ‘portabiliteit’ is evenmin direct duidelijk. Volgens de meeste online woordenboeken betekent portabiliteit ‘mate van integratie met de bestaande IT infrastructuur’ of ‘het gemak waarmee een softwareproduct van de ene hardware- of software omgeving naar de andere kan worden overgezet’. De al evenmin erg fraaie term ‘online-inhoudsdiensten’ wordt gehanteerd in de begeleidende Nederlandstalige persberichtgeving: in de Engelse versie van de verordening wordt het wat meer vertrouwd klinkende ‘online content services’ gebruikt. waarvoor zij in hun eigen land hebben betaald.’3xZie het persbericht van de Europese Commissie van 9 december 2015, <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-6261_nl.htm>. Dit wordt door velen als een grote ergernis ervaren en zou een van de redenen zijn waarom veel consumenten hun toevlucht nemen tot illegaal aanbod. De reden waarom deze situatie nu bestaat, is dat de rechthebbenden op films en sportprogramma’s hun rechten territoriaal gesplitst licentiëren, nu ook het auteursrecht nog altijd, ondanks de steeds voortschrijdende harmonisering, langs nationale lijnen is geregeld. Aanbieders van online diensten krijgen slechts toestemming om de content binnen één land beschikbaar te stellen aan hun klanten. Daarbij worden zij ook verplicht de toegang tot deze diensten vanuit andere landen contractueel en technisch te blokkeren, ‘geo-blocking’; nu die beschikbaarheid in andere landen in de regel een inbreuk op het auteursrecht in die landen impliceert, valt deze blokkade binnen de grenzen van het auteursrecht. De consequentie is echter ook dat rechthebbenden aldus in staat zijn om per land de prijs af te stemmen op het niveau van wat de lokale markt kan dragen, gezien de levensstandaard of de belangstelling voor de content; in Engeland kan meer geld worden gevraagd voor de liveverslagen van de voetbalwedstrijden van de Premier League dan in Griekenland. De pogingen van afnemers om deze prijsverschillen weg te arbitreren vonden hun voorlopig hoogtepunt in het welbekende arrest van het Hof van Justitie in de FA Premier League/Murphy-zaak.4xHvJ 4 oktober 2011, gevoegde zaken C-403/08 en C-429/08, FAPL/Murphy, ECLI:EU:C:2011:631. Zie uitvoerig: H.M.H. Speyaert, ‘Forward to the Past: de territoriale exploitatie van uitzendrechten na het arrest Premier League’, NTER 2012/5, p. 141-150. Die zaak draaide in essentie om het uit de parallelhandel in fysieke goederen bekende kat-en-muisspel, waarbij de rechthebbende, in dit geval de Premier League, tracht met contractuele maatregelen de parallelimport van uit Griekenland afkomstige en aldaar legaal én goedkoper verkregen satellietdecoder kaarten te blokkeren. Die maatregelen (het contractuele verbod voor de Griekse licentienemer om decoderkaarten buiten het hem toegewezen gebied en dus aan niet-Griekse ingezetenen te verkopen) zijn in strijd met artikel 101 VWEU, aldus het Hof van Justitie dat zo ver ging te oordelen dat het zelfs om objectrestricties gaat die niet onder de uitzondering van artikel 101 lid 3 VWEU kunnen vallen. Eenzelfde lot, maar dan op basis van het vrij verkeer van diensten van artikel 56 VWEU, was de door de Premier League ingeroepen Britse wetgeving beschoren die import van uit het buitenland afkomstige decoderkaarten verbood.
Toch liggen de zaken ten aanzien van het verspreiden van content na Murphy nog niet zo duidelijk als ten aanzien van belemmeringen in het vrij verkeer van fysieke goederen. Anders dan de advocaat-generaal adviseerde, wilde het Hof van Justitie niet weten van de uitbreiding van de inmiddels tot het standaard IE-repertoire behorende uitputtingsregel. Die regel komt er in de kern op neer dat waar een IE-recht, zoals een merkenrecht of een octrooirecht, de rechthebbende het recht geeft om een door dit recht beschermd product (het product met het merk, het toestel met daarin de geoctrooieerde werkwijze) als eerste op de markt te brengen, de verdere verhandeling van dat exemplaar niet met een beroep op datzelfde IE-recht kan worden verhinderd: het recht is dan ‘uitgeput’ maar alleen met betrekking tot dat specifieke exemplaar. De voorgestelde uitbreiding van deze regel hield in dat ook het auteursrecht zou zijn uitgeput in geval van een openbaarmaking van beschermd werk zoals aan de orde bij de live televisieverslagen van voetbalwedstrijden. Daar wilde het Hof van Justitie niet aan, en dat ligt ook voor de hand nu het ingeroepen auteursrecht geen betrekking heeft op het recht van eerste verhandeling van een fysiek exemplaar.5xHet feit dat Richtlijn 2001/29/EG (de Auteursrechtrichtlijn) in art. 3 lid 3 uitputting in dit verband uitsluit, bevestigt dat de Uniewetgever dit ook zo zag, al ging het in Murphy natuurlijk wel om de uitleg van primair Unierecht (art. 56 en 101 VWEU) dat van hogere orde is dan de richtlijn. Wel is het zo dat openbaarmaking als een dienst wordt gezien ten aanzien waarvan ook volgens eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie het (op het vrij verkeer van goederen gebaseerde) uitputtingsbeginsel niet geldt, vgl. T. Dreier en P.B. Hugenholtz, Concise European Copyright Law, Alphen a/d Rijn: Kluwer Law International 2006, p. 362 (aant. 4 op art. 3 lid 3 Richtlijn 2001/29/EG). Zie ook H.M.H. Speyart, ‘Volghende het vrije verkeer van goederen: de uitputting bij online ter beschikking gestelde werkexemplaren’, in: A.M.E. Verschuur, P.G.F.A. Geerts en R.C.K. van Oerle (red.), gIElen, een bekend begrip (liber amicorum Charles Gielen), Deventer: Kluwer 2015, p. 261-315. Bovendien heeft het Hof van Justitie nadrukkelijk het precedent van het inmiddels al oudere, maar nog altijd springlevende Coditel II-arrest gehandhaafd waaruit volgt dat rechthebbenden wel op territoriale basis mogen licentiëren.6xHvJ 6 oktober 1982, zaak C-262/81, Coditel SA/Ciné-Vog Films, Jur. 1982, p. 3381, ECLI: EU:C:1982:334. Ook dat ligt voor de hand: de verboden van artikelen 56 VWEU en 101 VWEU kunnen niet afdoen aan het feit dat het auteursrecht nog altijd op nationale leest is geschoeid en dus ook op nationale basis geëxploiteerd kan worden.
Dat de Commissie in haar streven één interne markt voor online content te bewerkstelligen worstelt met dit gegeven, bleek ook uit de eind juli 2015 verzonden punten van bezwaar aan Sky UK en zes filmstudio’s over de praktijk van geo-blocking.7xDisney, NBCUniversal, Paramount Pictures, Sony, Twentieth Century Fox en Warner Bros. Zie <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-5432_en.htm?locale=en>. Het betreffende onderzoek was begonnen in januari 2014. Zie <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-14-15_en.htm>. Clausules in licentiecontracten waarbij de studio’s hun rechten per lidstaat aan één betaaltelevisieaanbieder verlenen, zouden de mogelijkheid van Sky UK beperken om consumenten te bedienen vanuit andere lidstaten die zich ongevraagd (dus zonder actieve werving van Sky UK buiten haar territoir) melden; ook zouden aanbieders zoals Sky UK beperkt worden om zelf hun diensten buiten hun territoir aan te wenden. Wat het persbericht van de Commissie niet vermeldt, is op welke grond dat problematisch is, wanneer Sky UK door buiten haar eigen gebied content aan te bieden inbreuk maakt op auteursrecht van de studio’s: toepassing van het mededingingsrecht in deze zin komt toch op niet veel anders neer dan uitputting van het auteursrechtelijk openbaarmakingsrecht, dat nu juist in dit verband niet geldt. In een toespraak kort na het uitbrengen van de punten van bezwaar leek Commissaris Vestager dan ook iets voorzichtiger:‘At the same time, broadcasters also have to take account of the applicable regulatory framework, such as, for online services, relevant national copyright laws. These aspects may need to be tackled by changes to copyright rules, for example as part of the copyright initiatives included in the Commission’s Digital Single Market Strategy.’8x<http://ec.europa.eu/commission/2014-2019/vestager/announcements/intellectual-property-and-competition_en>.
Het hier besproken voorstel voor een verordening vloeit dan ook voort uit die Digital Single Market Strategy: een, in ieder geval op het eerste gezicht, klein stapje verder op weg naar het einddoel van één interne markt voor content. Deze strategie is door de Commissie op 6 mei 2015 met de nodige bravoure aangekondigd9xZie het persbericht van de Commissie van 6 mei 2015, <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-4919_nl.htm>. en omvat een, zowel qua onderwerp als qua intensiteit (variërend van nieuwe regelgeving tot marktonderzoeken) nogal breed uitwaaierend geheel van in totaal zestien initiatieven die zijn onder te brengen in drie ‘pijlers’: ‘(1) in heel Europa betere toegang tot digitale goederen en diensten voor consumenten en bedrijven; (2) gunstige en gelijke voorwaarden voor digitale netwerken en innovatieve diensten; (3) een maximaal groeipotentieel voor de digitale economie.’ Daaronder onder meer initiatieven tot het sneller en efficiënter bezorgen van pakjes, betere handhaving van consumentenrechten, aanpassing van btw-regels, herziening van het regelgevend kader voor telecom en audiovisuele media, en een herziening van het auteursrecht. Op dezelfde datum publiceerde de Commissie ook een mededeling10x<http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52015DC0192&from=EN>. voor een ‘Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa’ waarin een en ander ook werd aangekondigd. De hier besproken conceptverordening is het vervolg op het in de Mededeling aangekondigde initiatief om te ‘…voorzien in grensoverschrijdende toegang tot legaal aangeschafte onlinediensten, met eerbiediging van de waarde van rechten in de audiovisuele sector’. Voor wat betreft het auteursrecht heeft de Commissie haar plannen uitgewerkt in de eveneens op 9 december 2015 verschenen Mededeling onder de veelbelovende titel ‘Naar een modern, meer Europees kader voor auteursrechten’, waarvan de hier besproken conceptverordening een belangrijk onderdeel is.11x<http://eur-lex.europa.eu/legal- content/EN/TXT/?qid=1450175880360&uri=CELEX:52015DC0626>. De verordening is eigenlijk ook wel het meest robuuste onderdeel van de mededeling, nu voor het overige vooral wordt aangekondigd dat de Commissie op onderdelen met wetgevingsvoorstellen zal komen, maar niet wat die inhouden. Het lijkt overigens vooral om nuttige, maar ook bescheiden ingrepen te zullen gaan, zoals met betrekking tot de auteursrechtexcepties (o.a. met betrekking tot leesgehandicapten, tekst- en datamining voor onderzoeksinstellingen en conservatie en restauratie door instellingen voor cultureel erfgoed, raadpleging op afstand van werken in onderzoeks- en academische bibliotheken). Daarnaast is het toch vooral veel onderzoek, consultatie en aanmoedigen tot zelfregulering, zoals ook wel blijkt uit de reactie van het kabinet: gematigd positief, maar voor een meer gefundeerd oordeel is het nog wachten op de concrete uitwerking van de meeste voorstellen van de Commissie.12xKamerstukken II 2015/16, 22112, nr. 2057. -
Kern van de voorgestelde verordening
De voorgestelde verordening is beknopt in omvang en laat zich dan ook bondig samenvatten. Volgens het voorstel worden aanbieders van online content diensten met films, sportprogramma’s, muziek, e-books of games verplicht om consumenten die in een EU-lidstaat wonen, toegang te bieden tot de diensten waarop zij in eigen land geabonneerd zijn, wanneer zij zich tijdelijk in een ander EU-land bevinden (art. 3). Deze toegangverlening zal geacht worden alleen plaats te vinden in het ‘thuisland’ van de abonnee (art. 4). Contractuele bepalingen die deze toegang onmogelijk maken, zijn niet afdwingbaar. Dat geldt zowel voor contractuele bepalingen tussen aanbieders en consumenten als tussen rechthebbenden en aanbieders (art. 5). De verordening heeft onmiddellijke werking en zal ook gelden voor bestaande contracten (art. 7). In meer algemene zin verdient overigens opmerking dat het voor het eerst is dat op het terrein van het auteursrecht zal worden gewerkt met een verordening. In de overwegend positieve Nederlandse beleidsreactie op het voorstel (zie hierna) blijkt wel van enige voorzichtige, zij het verder niet erg duidelijk gearticuleerde, aarzeling met betrekking tot de keuze voor dit rechtsinstrument in plaats van dat van de richtlijn.
-
Welke online content diensten?
De verordening heeft betrekking op diensten die consumenten op basis van een overeenkomst online toegang bieden tot (het bekijken, beluisteren, lezen of spelen van) auteursrechtelijk beschermd werk, anderszins (nabuurrechtelijk) beschermd materiaal of uitzendingen van omroeporganisaties.13xZie art. 2 onder e. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake als de toegang tot beeld of geluid ondergeschikt is aan het hoofddoel van een website, bijvoorbeeld een webwinkel.14xZie overweging 14. Het aanbieden van diensten aan professionele afnemers valt ook niet onder de verordening.15xZie art. 2 onder b.
Centraal element in de verordening is de eis dat sprake moet zijn van een aan de toegangverschaffing ten grondslag liggende overeenkomst. Vanuit de gedachte dat de Nederlandse Netflix-abonnee ook op de Franse camping moet kunnen genieten van House of Cards is natuurlijk evident dat een in Nederland gesloten abonnement voor een betaalde dienst daaronder valt; evenzeer evident is dat vrijelijk toegankelijke sites daar niet onder vallen. Maar het lijkt wel verdedigbaar dat een overeenkomst wel snel aan de orde kan zijn: ieder ‘akkoord’ klikken met voorwaarden leidt vermoedelijk tot het tot stand komen van een overeenkomst (dan zal echter ook nog voldaan moeten worden aan het element van betaling of herkomstcontrole, zie hierna). De aanbieder van een website met audiovisueel materiaal die geen algemene voorwaarden hanteert en ook verder geen overeenkomst met de gebruiker sluit, valt dus niet onder de verordening. Hij mag de geboden toegang, bijvoorbeeld door controle van IP-nummers, territoriaal blijven beperken – de verordening staat hem daarbij althans niet in de weg (het mededingingsrecht wellicht wel).
Een ander belangrijk vereiste voor toepasselijkheid is het vereiste van ‘portabiliteit’ (‘draagbaarheid’) van de diensten. Aan het element ‘portable’ is voldaan wanneer de abonnees toegang kunnen krijgen tot de online content in hun eigen land zonder dat dit gebruik beperkt is tot een specifieke locatie.16xZie art. 2 onder f. Dat betekent dat een traditioneel kabelabonnement via een vaste lijn waarbij alleen in het eigen huis televisie gekeken kan worden gekeken niet onder de verordening valt. De gedachte hierachter is dat het onwenselijk is aanbieders van diensten die binnen een lidstaat niet ‘portable’ aangeboden worden, wel te verplichten deze grensoverschrijdend ‘portable’ aan te bieden.17xZie overweging 15. De terminologie is overigens in zoverre ongelukkig gekozen dat natuurlijk niet van draagbare diensten sprake is, maar van toegang tot diensten vanuit een andere lidstaat dan die waar de abonnee woonachtig is.18xM. Stieper, Grenzüberschreitender Zugang zu digitalen Inhalten – oder Reform des europäischen Urheberrechts?, GRUR 2015, 1145: ‘Der Begriff der Portabilität is daher unglücklich gewählt: Es geht um die grenzüberschreitende Abrufbarkeit öffentlich züganglich gemachter digitaler Inhalte under deren Behinderung durch so genanntes Geoblocking.’ -
Betaling of herkomstcontrole
Het enkele bestaan van een overeenkomst tussen gebruiker en aanbieder is niet voldoende: vereist is ook dat sprake is van een dienst die tegen betaling wordt aangeboden óf waarbij het land van herkomst van de abonnee wordt gecontroleerd.19xZie art. 2 onder e. Deze controle kan ook plaatsvinden op grond van informatie over betaling van een vergoeding voor andere diensten in het land van herkomst, voor telefoon of internetdiensten, op basis van IP-adres of andere vormen van identificatie, voor zover die de aanbieder ‘redelijke aanwijzingen’ geven over wat het land van herkomst is van de abonnee.20xZie overweging 17.
Dat betekent dat gewone gratis websites met audiovisueel materiaal, zoals YouTube, ook om deze reden niet onder de verordening vallen. Volgens de opstellers van de verordening (overweging 17) zou ‘their inclusion … involve a major change to the way these services are delivered and involve disproportionate costs’. Als er geen sprake is van betaling noch van herkomstverificatie dan is de verordening dus niet van toepassing. Maar let op: als er sprake is van herkomstverificatie is daarmee de verordening nog niet van toepassing, want daarvoor is ook nog een overeenkomst vereist. Het is dus nog steeds denkbaar geo-blocking toe te passen (die is gebaseerd op identificatie van de locatie van de gebruiker) op diensten die niet onder het bereik van de verordening vallen, namelijk voor zover die diensten niet op basis van een overeenkomst worden verstrekt. Denk bijvoorbeeld aan de websites van de NOS die bepaalde sportevenementen in Nederland aan eenieder kunnen streamen maar daarbuiten niet. Als er bij gratis websites geen sprake is van een overeenkomst, blijft herkomstcontrole én daarop gebaseerde geo-blocking dus wél toegestaan. Dan is immers niet voldaan aan het in artikel 2 onder a genoemde en hiervoor besproken vereiste van een aan de toegang ten grondslag liggende overeenkomst. -
Tijdelijkheid
De verplichting om toegang te bieden aan abonnees die zich buiten hun eigen lidstaat bewegen geldt alleen als zij zich tijdelijk in een andere lidstaat bevinden. Maar aan die tijdelijkheid worden geen grenzen gesteld, anders dan dat de abonnee ‘gewoonlijk’ in een andere lidstaat verblijft (‘habitually residing’).21xZie art. 2 onder c en d. Dat betekent dat hij de overeenkomst met de aanbieder moet sluiten in het EU-land waar hij gewoonlijk verblijft. Hij heeft dus niet het recht om een overeenkomst te sluiten met een aanbieder in een EU-land waar hij slechts tijdelijk verblijft, om vervolgens in zijn land van herkomst toegang te hebben tot de bewuste content. De praktijk zal moeten uitwijzen aan de hand van welke criteria bepaald zal gaan worden wanneer een abonnee ‘gewoonlijk’ ergens verblijft. De bewoordingen van de verordening suggereren dat het in beginsel vooral om een feitelijk criterium gaat zoals dat ook bijvoorbeeld in het conflictenrecht geldt, waar het woonplaatsbegrip dient om de verbinding te leggen tussen de betrokken persoon en het rechtsstelsel van het land waarmee die persoon feitelijk nauw is verbonden.22xL. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer: Kluwer 2015, p. 84. De term ‘habitually residing’ wordt bijvoorbeeld ook gehanteerd in de Rome II Verordening (Verordening (EG) nr. 864/2007) inzake het conflictenrecht voor niet-contractuele verbintenissen. Grensgevallen zijn dus denkbaar – denk aan de expat die weliswaar juridisch hoofdverblijf in één lidstaat kan hebben maar de facto op twee plaatsen woont bijvoorbeeld.
-
Geen kwaliteitsgarantie
De aanbieder van de online content is niet verplicht in andere EU lidstaten dezelfde kwaliteit te leveren, tenzij hij die kwaliteit expliciet garandeert.23xZie art. 3 lid 2. Met name vanwege een mindere kwaliteit internetverbinding kan de ontvangst in een ander EU-land minder zijn dan in het eigen land. De aanbieder van de dienst kan daar zelf niet veel aan doen en is daar ook niet verantwoordelijk voor. Hij is wel verplicht om de abonnee te informeren over de ‘ontvangstkwaliteit’ van de dienst in andere EU-landen.24xZie art. 3 lid 3. Dit is een begrijpelijke bepaling die weinig vragen zal oproepen. Je moet doen wat je garandeert, maar je hoeft niet te doen waar je niets aan kan doen.
-
‘Localisatie’
Een andere hoeksteen van de verordening is de in artikel 4 neergelegde regel, de juridische fictie zo men wil, dat de verlening van toegang tot de content en het gebruik daarvan geacht worden uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de abonnee woont. Deze juridische fictie geldt voor de relevante handelingen bedoeld in de Databankrichtlijn, de Auteursrechtrichtlijn, Verhuurrecht, leenrecht en naburige rechten-richtlijn, de Richtlijn audiovisuele mediadiensten en de Softwarerichtlijn. Iedere openbaarmaking, reproductie, opvraging of hergebruik wordt dus geacht uitsluitend in het woonland van de abonnee plaats te vinden. Dit is de juridische kern van de verordening waardoor rechthebbenden geen juridische basis hebben om aanbieders van online content diensten de tijdelijke toegang en het tijdelijke gebruik vanuit andere EU-lidstaten te verbieden. Er vinden daar immers geen auteursrechtelijk, nabuurrechtelijk of databankrechtelijk relevante handelingen plaats.
Het slimme van deze bepaling is dat het uitgangspunt van de territorialiteit van het auteursrecht er in de kern niet mee wordt aangetast én dat deze oplossing is gekoppeld aan (en dus beperkt tot) de relatie met de desbetreffende abonnee; ten opzichte van anderen (niet-abonnees) die feitelijk toegang hebben vanuit een andere lidstaat geldt de fictie dus niet. Rechthebbenden mogen op grond van deze verordening per lidstaat territoriaal beperkte licenties blijven hanteren waarbij de woonplaats van de abonnee bepalend is voor welk abonnement hij kan krijgen. De Premier League mag dus onder deze verordening aan inwoners van het Verenigd Koninkrijk een andere licentie bieden dan aan inwoners van Griekenland, in de mate waarin ook het mededingingsrecht dat toestaat uiteraard.25xOverweging 25 van de verordening voegt voor de duidelijkheid toe dat deze de toepassing van art. 101 en 102 VWEU onverlet laat, wat natuurlijk al voortvloeit uit het feit dat deze bepalingen van primair EU-recht zijn en dus hoe dan ook van hiërarchisch hogere orde. Speyaert 2015 wijst op het gevaar van ‘dual pricing’ in dit verband. Het lijkt evenwel ook verdedigbaar, maar niet zeker, dat het mededingingsrecht op zich niet verbiedt om per territoir verschillende prijzen te rekenen, wanneer maar niet langs contractuele weg wordt geprobeerd arbitrage, bijvoorbeeld door parallelhandel in decoderkaarten, te blokkeren. Het is dus niet zo dat met openbaarmaking in de ene lidstaat automatisch alle openbaarmakingen zijn ‘gedekt’ ook naar niet-abonnees. Er hoeven ook geen bestaande contracten volledig te worden gewijzigd. De aanbieders moeten het slechts technisch mogelijk maken dat abonnees toegang kunnen krijgen tot dezelfde content als ze tijdelijk in een ander EU-land verblijven. De veronderstelling van de Commissie is dat de kosten van deze technische ingreep niet hoog zullen zijn.26xExplanatory memorandum, p. 6: ‘Such technical costs directly linked to the intervention are not expected to be significant and could be absorbed in the routine software maintenance costs of service providers’. -
Toelaatbaar?
Is deze juridische fictie een breuk met nationale auteurswetten, of ontoelaatbaar in het licht van internationale verdragen? Is het misschien een verkapte dwanglicentie of een anderszins ontoelaatbare beperking? Dat is vermoedelijk niet het geval. Rechthebbenden wordt niet het recht ontnomen bepaalde openbaarmakingen of vereenvoudigingen te verbieden zoals dat door de Berner Conventie wordt gegarandeerd. Hun wordt slechts het recht ontnomen de auteursrechtelijke bevoegdheden in relatie tot specifieke abonnees gesplitst uit te oefenen afhankelijk van de feitelijke verblijfplaats van de abonnee buiten zijn woonland. Het blijft mogelijk om het aantal potentiële gebruikers in te calculeren op het moment dat toestemming wordt gegeven, en de gevraagde vergoeding daarop af te stemmen. Het is niet goed denkbaar dat de ‘normale exploitatie’ erdoor in gevaar komt. De verordening leidt tot niet minder, maar ook niet meer dan een vorm van unificatie van nog altijd nationaal auteursrecht op dit specifieke punt.
Het resultaat van die unificatie is enigszins vergelijkbaar met, maar gaat eigenlijk zelfs veel minder ver dan de bepaling in de Satelliet- en kabelrichtlijn die bepaalt dat een openbaarmaking per satelliet alleen plaatsvindt in de lidstaat waar de satelliet-up-link plaatsvindt.27xArt. 1 lid 2 onder b Richtlijn 93/83/EEG van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel: ‘De mededeling aan het publiek per satelliet, vindt slechts plaats in de Lid-Staat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.’ Die regel leidt er immers toe dat een onbepaald aantal potentiële kijkers binnen de footprint van de satelliet in andere lidstaten niet alleen de facto toegang krijgen tot de uitzending (ze zijn immers binnen het ontvangstbereik gevestigd) maar ook de jure. Dit was mogelijk een belangrijk element in de Murphy-zaak, nu het daar ook live uitzendingen via satelliet betrof, en Griekenland duidelijk binnen de footprint van die satelliet lag, maar het Hof van Justitie zegt het niet met zoveel woorden.28xVgl. P. Ibanez Colomo, Copryright Licensing and the EU Digital Single Market Strategy, LSE Law Society and Economy Working Paper Series, WPS 19-2015, <www.lse.ac.uk/collections/law/wps/wps1.htm#1915>. Bij de grensoverschrijdende portabiliteit zijn het slechts dezelfde kijkers die al zijn ingecalculeerd die van een andere plaats, namelijk in een andere lidstaat, toegang krijgen tot dezelfde content.
De regeling gaat bijvoorbeeld veel minder ver dan bijvoorbeeld de flitsenregeling,29xArt. 15 (lid 6) Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (Richtlijn audiovisuele mediadiensten). op grond waarvan korte fragmenten van belangrijke sportwedstijden (vrijwel) gratis beschikbaar moeten worden gesteld. Die beperking was volgens het Hof van Justitie ondanks het ingrijpende karakter ervan toelaatbaar.30xHvJ 22 januari 2013, zaak C-283/11, Sky Österreich GmbH/Österreichischer Rundfunk, ECLI:EU:C:2013:28. Zo bezien lijkt de voorgestelde regeling ten aanzien van grensoverschrijdende portabiliteit niet zeer ingrijpend. De proportionaliteit zal naar wij aannemen in voorkomend geval verdedigd worden met het argument dat het beoogde resultaat niet op een nog minder ingrijpende manier tot stand zou kunnen komen, gegeven het feit dat rechthebbenden er (kennelijk) vrijwillig niet toe overgaan.31xGegeven is dit overigens niet, zoals de – persoonlijke en dus anekdotische – recente ervaringen met Netflix leren, op grond waarvan op basis van een Nederlands abonnement op Netflix ook toegang vanuit Duitsland mogelijk is, maar dan wel op (deels) specifiek Duitse content. De interessante maar uiteraard ook speculatieve vraag is natuurlijk of het momentum voor dit wetgevingsinitiatief wezenlijk ondergraven zou worden wanneer meer aanbieders een variant van ‘gelokaliseerde’ toegang aan gebruikers zouden bieden. -
Contractuele bepalingen
Contractuele bepalingen die in strijd zijn met de verplichting om toegang te verlenen en de regel dat de relevante handeling geacht wordt slechts plaats te vinden in het woonland van de abonnee zijn ‘niet afdwingbaar’ in de formulering van de verordening (‘unenforceable’). Wat dit in civielrechtelijke zin inhoudt, is niet duidelijk – het lijkt voor de hand te liggen dat dit aan het civiele recht van de lidstaten is overgelaten, zoals dat ook bij de nietigheid in de zin van artikel 101 lid 2 VWEU het geval is, maar uiteindelijk is het laatste woord aan het Hof van Justitie. Deze niet-afdwingbaarheid geldt zowel voor de contracten tussen rechthebbenden en aanbieders als voor die tussen aanbieders en abonnees (art. 5 lid 1). Dit neemt niet weg dat rechthebbenden wel mogen eisen dat aanbieders controleren of de abonnee zich tijdelijk in een ander EU-land bevindt (en niet bijvoorbeeld buiten Europa). In de samen met de conceptverordening gepubliceerde vragen en antwoorden wordt het voorbeeld genoemd waarin de rechthebbende van de dienstverlener verlangt dat deze de woonplaats van zijn abonnee opnieuw verifieert na een bepaalde periode. Deze verplichting mag echter niet verder gaan dan noodzakelijk voor het beoogde doel (art. 5 lid 2). Het mag niet nodeloos ingewikkeld of tijdrovend worden. Verder wordt – ten overvloede – bepaald dat de verwerking van persoonsgegevens die nodig is voor de verificatie van de woonplaats van de abonnee voldoet aan de Europese regels voor bescherming van persoonsgegevens (art. 6).
-
Onmiddellijke werking
De verordening zal bij inwerkingtreding onmiddellijke werking hebben en van toepassing zijn op bestaande contracten (art. 7). Dit betekent dat aanbieders bij inwerkingtreding het onmiddellijk technisch mogelijk moeten maken dat hun abonnees inderdaad vanuit andere EU-landen toegang hebben tot de content. De verordening zal in werking treden zes maanden na publicatie (art. 8 lid 2), dus daar hebben zij dan ruim de tijd voor. Licentiecontracten zullen moeten worden aangepast, maar voor zover dit niet tijdig gebeurt zijn ze gewoon partieel niet afdwingbaar en in de praktijk verder gewoon toepasbaar.
-
Conclusie
Wij hebben de indruk dat de Commissie met dit relatief ‘lichte’ voorstel wel eens een vlot succes zou kunnen binnenhalen bij het realiseren van de digitalemarktstrategie. Het standpunt van Nederland is in elk geval alvast positief (ook daarom niet onbelangrijk nu Nederland het eerste half jaar van 2016 EU-voorzitter is) zoals blijkt uit het op 15 januari 2016 aan de Kamer gezonden ‘fiche’:32xKamerstukken II 2015/16, 22112, nr. 2054. hierin wordt aangegeven dat Nederland het voorstel verwelkomt, en de inschatting is dat de meeste lidstaten overwegend positief zullen staan ten opzichte van het voorstel. Wel wordt discussie verwacht over onder meer de reikwijdte van het voorstel, de keuze voor een verordening en de technische uitvoerbaarheid van het voorstel. Volgens de regering lijkt ook het Europees Parlement op basis van eerste signalen een overwegend positieve grondhouding te hebben. Het Nederlandse standpunt ten aanzien van deze aspecten is overigens niet uit het fiche op te maken, behoudens de opmerking dat de keuze voor een verordening wel tot een meer uniforme uitleg en snellere implementatie leidt, maar dat ook van belang is dat de bepalingen voldoende specifiek en duidelijk zijn.
De oppositie lijkt aldus beperkt: een verplichting tot een pan-Europese licentie, toch een beetje de heilige graal, is in elk geval in dit voorstel nog ver te zoeken, terwijl de gemiddelde consument zijn vertrouwde diensten kan blijven gebruiken als hij op reis is. Rechthebbenden zouden zich op het standpunt kunnen stellen dat mensen die regelmatig tijdelijk in andere EU-landen verblijven, dan maar twee of meer Netflix- of Spotify-abonnementen moeten nemen. Maar dat zal vermoedelijk niet snel een redelijk standpunt gevonden worden. De ergernis die bij consumenten leeft over geo-blocking, onder wie veel EU-politici die regelmatig in andere EU-landen verblijven, zal wel de overhand hebben. Maar toch: kan deze verordening leiden tot misbruik? Ongetwijfeld kunnen abonnees proberen zich voor de doen als bewoners van lidstaten waar de abonnementen het goedkoopst zijn om vervolgens te profiteren van het feit dat zij ‘tijdelijk’ elders toegang hebben tot de content waar ze voor betaald hebben, maar de verordening laat, zoals al opgemerkt, rechthebbenden toe om van dienstverleners te verlangen daartegen op te treden. De vraag is overigens of dat überhaupt snel als ‘misbruik’ zou kwalificeren nu de definitie van ‘tijdelijk’ wel heel ruim en onbepaald is. Overigens bestaat ook nu al de mogelijkheid VPN-verbindingen te gebruiken waarmee geo-blocking geheel kan worden omzeild en daarnaast blijft er altijd de mogelijkheid gebruik te maken van het nog altijd overvloedige illegale aanbod. Dat is een heel wat grotere plaag voor rechthebbenden dan de verplichting portabiliteit van diensten mogelijk te maken.
Wat gaat deze verordening voor de Nederlandse praktijk brengen? Uit het zeer uitvoerige Impact Assessment dat de Commissie met het voorstel heeft meegestuurd, met daarin ook een verslag van de consultatie, lijkt te volgen dat het toch vooral de vertegenwoordigers van consumenten waren die enthousiast waren over het voorstel; filmproducenten en uitgevers waren neutraal terwijl omroepen het belang van territoriale exploitatie benadrukten (al zijn publieke omroepen wat positiever en een voorstander van het land van oorsprong-beginsel).33xTe downloaden via de bij het persbericht verschafte link. De oppositie vanuit rechthebbenden tegen de voorgestelde maatregelen lijkt beperkt, maar wij vermoeden dat dat in belangrijke mate het gevolg is van het feit dat de verordening niet in algemene zin een eind beoogt te maken aan de – voor zover wij dat kunnen overzien – gangbare praktijk van het licentiëren op territoriale basis van content. Zou dat wel het geval zijn, dan zou de vlag er wel eens anders bij kunnen (gaan) hangen. Het belang van territoriale licenties is nog vorig jaar benadrukt in een door het Europees Parlement aangenomen resolutie, waarin – onder veel meer – erop wordt gewezen dat:‘… de financiering, productie en coproductie van films en televisie-inhoud grotendeels afhangen van exclusieve territoriale licenties die aan lokale distributeurs worden verleend op een aantal platforms die overeenkomen met de culturele specificiteiten van de verschillende markten in Europa; benadrukt in dit verband dat de mogelijkheid om, in het kader van het beginsel van contractvrijheid, de mate van territoriaal bereik en het soort distributieplatform te kiezen investeringen in films en televisie-inhoud aanmoedigt en culturele diversiteit bevordert; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat voordat enig initiatief wordt genomen om auteursrechten te moderniseren, een uitvoerige studie wordt uitgevoerd over de te verwachten impact ervan op de productie, financiering en distributie van films en televisie-inhoud en ook op culturele diversiteit; (…)’.34xPar. 13 van de Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (2014/2256(INI)), <www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P8-TA-2015-0273+0+DOC+XML+V0//NL>.
Dit lijkt toch een duidelijk schot voor de boeg, zeker nu er al een uitvoerige economische studie door adviesbureau Charles River Associates uit maart 2014 ligt (vervaardigd in opdracht van de Commissie) waarin overigens ook al wordt gewaarschuwd voor de ongewisse economische effecten van het afschaffen van de mogelijkheid van territoriale exploitatie.35xEconomic Analysis of the Territoriality of the Making Available Right in the EU, beschikbaar op <http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/studies/index_en.htm>. Bovendien wordt dit kennelijk niet alleen gezien als een kwestie die de grote Hollywood-majors en de Netflixen van deze wereld aangaat, maar juist ook de Europese audiovisuele industrie.
De vraag is dan ook of met deze verordening nu dan toch een eerste stap is gezet op weg naar een echt EU-auteursrecht waarbij content ook alleen voor de hele EU in licentie wordt gegeven. Het ‘haakje’ in deze verordening, de fictie van artikel 4 waarin de openbaarmaking aan de woonplaats van de consument wordt toegeschreven, zou natuurlijk ruimer kunnen worden toegepast. Maar dat kan ook nu al; bovendien is het de vraag of deze verordening daarvoor de geesten rijp zal maken. De fictie van artikel 4 is namelijk wel gekoppeld aan de woonplaats van de consument met wie is overeengekomen de dienst te leveren; daarbuiten geldt de fictie niet. De stap naar een algemeen ‘country of origin’-beginsel voor het hele auteursrecht blijft dus nog steeds (heel) groot. Bovendien wordt bij het hanteren van dat beginsel nog steeds uitgegaan van op nationaal niveau geregeld auteursrecht; was dat anders, dan was de vraag in welke lidstaat van de EU de openbaarmakingshandeling plaatsvindt überhaupt niet relevant. Het paard van Troje voor rechthebbenden lijkt dus vooralsnog niet fort Europa te zijn binnengehaald.
Op 9 december 2015 presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een ‘Verordening betreffende de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt’.1xCOM(2015) 627 final, Brussel, 9 december 2015. Consumenten in de EU krijgen recht op toegang tot de online content waar ze in hun eigen land een abonnement op hebben, wanneer ze tijdelijk in een ander EU-land verblijven. Dit voorstel, dat vermoedelijk snel zal worden goedgekeurd en in werking zal treden, wordt in deze bijdrage besproken.
COM(2015) 627 final), Brussel, 9 december 2015
Noten
-
1 COM(2015) 627 final, Brussel, 9 december 2015.
-
2 Bedoeld wordt: games. Vertalen of niet, het blijft lastig. ‘Draagbaarheid’ in de titel van deze bijdrage is bedoeld om verwarring te wekken, maar het begrip ‘portabiliteit’ is evenmin direct duidelijk. Volgens de meeste online woordenboeken betekent portabiliteit ‘mate van integratie met de bestaande IT infrastructuur’ of ‘het gemak waarmee een softwareproduct van de ene hardware- of software omgeving naar de andere kan worden overgezet’. De al evenmin erg fraaie term ‘online-inhoudsdiensten’ wordt gehanteerd in de begeleidende Nederlandstalige persberichtgeving: in de Engelse versie van de verordening wordt het wat meer vertrouwd klinkende ‘online content services’ gebruikt.
-
3 Zie het persbericht van de Europese Commissie van 9 december 2015, <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-6261_nl.htm>.
-
4 HvJ 4 oktober 2011, gevoegde zaken C-403/08 en C-429/08, FAPL/Murphy, ECLI:EU:C:2011:631. Zie uitvoerig: H.M.H. Speyaert, ‘Forward to the Past: de territoriale exploitatie van uitzendrechten na het arrest Premier League’, NTER 2012/5, p. 141-150.
-
5 Het feit dat Richtlijn 2001/29/EG (de Auteursrechtrichtlijn) in art. 3 lid 3 uitputting in dit verband uitsluit, bevestigt dat de Uniewetgever dit ook zo zag, al ging het in Murphy natuurlijk wel om de uitleg van primair Unierecht (art. 56 en 101 VWEU) dat van hogere orde is dan de richtlijn. Wel is het zo dat openbaarmaking als een dienst wordt gezien ten aanzien waarvan ook volgens eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie het (op het vrij verkeer van goederen gebaseerde) uitputtingsbeginsel niet geldt, vgl. T. Dreier en P.B. Hugenholtz, Concise European Copyright Law, Alphen a/d Rijn: Kluwer Law International 2006, p. 362 (aant. 4 op art. 3 lid 3 Richtlijn 2001/29/EG). Zie ook H.M.H. Speyart, ‘Volghende het vrije verkeer van goederen: de uitputting bij online ter beschikking gestelde werkexemplaren’, in: A.M.E. Verschuur, P.G.F.A. Geerts en R.C.K. van Oerle (red.), gIElen, een bekend begrip (liber amicorum Charles Gielen), Deventer: Kluwer 2015, p. 261-315.
-
6 HvJ 6 oktober 1982, zaak C-262/81, Coditel SA/Ciné-Vog Films, Jur. 1982, p. 3381, ECLI: EU:C:1982:334.
-
7 Disney, NBCUniversal, Paramount Pictures, Sony, Twentieth Century Fox en Warner Bros. Zie <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-5432_en.htm?locale=en>. Het betreffende onderzoek was begonnen in januari 2014. Zie <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-14-15_en.htm>.
-
9 Zie het persbericht van de Commissie van 6 mei 2015, <http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-4919_nl.htm>.
-
10 <http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52015DC0192&from=EN>.
-
11 <http://eur-lex.europa.eu/legal- content/EN/TXT/?qid=1450175880360&uri=CELEX:52015DC0626>.
-
12 Kamerstukken II 2015/16, 22112, nr. 2057.
-
13 Zie art. 2 onder e.
-
14 Zie overweging 14.
-
15 Zie art. 2 onder b.
-
16 Zie art. 2 onder f.
-
17 Zie overweging 15.
-
18 M. Stieper, Grenzüberschreitender Zugang zu digitalen Inhalten – oder Reform des europäischen Urheberrechts?, GRUR 2015, 1145: ‘Der Begriff der Portabilität is daher unglücklich gewählt: Es geht um die grenzüberschreitende Abrufbarkeit öffentlich züganglich gemachter digitaler Inhalte under deren Behinderung durch so genanntes Geoblocking.’
-
19 Zie art. 2 onder e.
-
20 Zie overweging 17.
-
21 Zie art. 2 onder c en d.
-
22 L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer: Kluwer 2015, p. 84. De term ‘habitually residing’ wordt bijvoorbeeld ook gehanteerd in de Rome II Verordening (Verordening (EG) nr. 864/2007) inzake het conflictenrecht voor niet-contractuele verbintenissen.
-
23 Zie art. 3 lid 2.
-
24 Zie art. 3 lid 3.
-
25 Overweging 25 van de verordening voegt voor de duidelijkheid toe dat deze de toepassing van art. 101 en 102 VWEU onverlet laat, wat natuurlijk al voortvloeit uit het feit dat deze bepalingen van primair EU-recht zijn en dus hoe dan ook van hiërarchisch hogere orde. Speyaert 2015 wijst op het gevaar van ‘dual pricing’ in dit verband. Het lijkt evenwel ook verdedigbaar, maar niet zeker, dat het mededingingsrecht op zich niet verbiedt om per territoir verschillende prijzen te rekenen, wanneer maar niet langs contractuele weg wordt geprobeerd arbitrage, bijvoorbeeld door parallelhandel in decoderkaarten, te blokkeren.
-
26 Explanatory memorandum, p. 6: ‘Such technical costs directly linked to the intervention are not expected to be significant and could be absorbed in the routine software maintenance costs of service providers’.
-
27 Art. 1 lid 2 onder b Richtlijn 93/83/EEG van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel: ‘De mededeling aan het publiek per satelliet, vindt slechts plaats in de Lid-Staat waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.’
-
28 Vgl. P. Ibanez Colomo, Copryright Licensing and the EU Digital Single Market Strategy, LSE Law Society and Economy Working Paper Series, WPS 19-2015, <www.lse.ac.uk/collections/law/wps/wps1.htm#1915>.
-
29 Art. 15 (lid 6) Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (Richtlijn audiovisuele mediadiensten).
-
30 HvJ 22 januari 2013, zaak C-283/11, Sky Österreich GmbH/Österreichischer Rundfunk, ECLI:EU:C:2013:28.
-
31 Gegeven is dit overigens niet, zoals de – persoonlijke en dus anekdotische – recente ervaringen met Netflix leren, op grond waarvan op basis van een Nederlands abonnement op Netflix ook toegang vanuit Duitsland mogelijk is, maar dan wel op (deels) specifiek Duitse content. De interessante maar uiteraard ook speculatieve vraag is natuurlijk of het momentum voor dit wetgevingsinitiatief wezenlijk ondergraven zou worden wanneer meer aanbieders een variant van ‘gelokaliseerde’ toegang aan gebruikers zouden bieden.
-
32 Kamerstukken II 2015/16, 22112, nr. 2054.
-
33 Te downloaden via de bij het persbericht verschafte link.
-
34 Par. 13 van de Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (2014/2256(INI)), <www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P8-TA-2015-0273+0+DOC+XML+V0//NL>.
-
35 Economic Analysis of the Territoriality of the Making Available Right in the EU, beschikbaar op <http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/studies/index_en.htm>.