-
Samenvatting
Het beginsel van wederzijds vertrouwen en de erkenning van rechterlijke uitspraken in de EU is vanaf de invoering van het Europees aanhoudingsbevel in 2004 het uitgangspunt geweest. Het Hof van Justitie heeft daaraan ook strak de hand gehouden. Met het arrest in de zaken Pál Aranyosi en Robert Căldăraru erkent het Hof van Justitie dat een uitzondering mogelijk is in het geval van een dreigende schending van het in artikel 4 Handvest neergelegde verbod van een onmenselijke of vernederende behandeling op grond van de detentieomstandigheden in de aangezochte staat. In deze bijdrage wordt de betekenis van dit arrest bezien voor de Europese strafrechtelijke samenwerking.
HvJ 5 april 2016, gevoegde zaken C-404/15 en C-659/15 PPU, Pál Aranyosi en Robert Căldăraru, ECLI:EU:C:2016:198
Inhoud
- Inleiding
- Bespreking van het arrest van het Hof van Justitie
- Het arrest van het Hof van Justitie
- De wederzijdse erkenning in de overleveringsprocedure
- De praktijk van de Internationale Rechtshulpkamer
- Meer rechtsbescherming
- Welke mensenrechten vallen onder dit overleveringsbeletsel?
- Nieuwe weigeringsgrond in andere samenwerkingsinstrumenten?
- Afsluitende opmerkingen
- ↑ Naar boven
Nederlands tijdschrift voor Europees recht |
|
Article | Wederzijds vertrouwen in EAB-zaken op de helling?Law in action vs. law in the books |
Trefwoorden | Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel, overleveringswet, wederzijds vertrouwen en erkenning, grondrechtenbescherming, artikel 4 Handvest |
Auteurs | Mr. M.I. Veldt-Foglia |
DOI | 10.5553/NtER/138241202016022008001 |
Auteursinformatie |