-
Samenvatting
In de zaak Eturas werd het Hof van Justitie gevraagd om een nadere uitleg te geven aan het begrip ‘afstemming tussen ondernemingen’ in de zin van een onderling afgestemde feitelijke gedraging (art. 101 lid 1 VWEU). Het belang van dit arrest ligt ten eerste in de constatering dat afstemming plaats kan vinden door middel van deelname van ondernemingen aan een online platform beheerd door een derde (niet-concurrerende) partij, en ten tweede in de verdere verfijning van de toelaatbaarheid van bewijsvermoedens; meer specifiek van de grenzen die het onschuldbeginsel daaraan stelt.
HvJ 21 januari 2016, zaak C-74/14, Eturas UAB e.a./Lietuvos Respublikos konkurencijos taryba, ECLI:EU:C:2016:42.
Nederlands tijdschrift voor Europees recht |
|
Article | Afstemming in de eenentwintigste eeuw: de rol van bewijsvermoedens voor onderling afgestemde feitelijke gedraging door deelname aan online platforms |
Trefwoorden | mededingingsrecht, bewijsvermoeden, procedurele autonomie, onderling afgestemde feitelijke gedraging |
Auteurs | Prof. mr. A. Gerbrandy en T. Binder |
DOI | 10.5553/NtER/138241202016022008003 |
Auteursinformatie |