Het belang van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor rechtspersonen
-
Inleiding
Door de naam van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) denken velen dat het EVRM alleen bescherming beoogt te bieden aan natuurlijke personen en niet aan rechtspersonen. Deze gedachte wordt versterkt doordat vele andere mensenrechtenverdragen, zoals het Verdrag van San José (de Amerikaanse tegenhanger van het EVRM), geen rechten aan rechtspersonen toekennen.1x M. Emberland, The human rights of companies, Oxford: Oxford University Press 2006, p. 2-4. Het EVRM kent echter wel degelijk rechten toe aan rechtspersonen en biedt rechtspersonen met name bescherming tegen ongeoorloofde overheidsinmenging. Indien een lidstaat een EVRM-recht schendt, kan een rechtspersoon onder meer daarover een klacht indienen bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). Het EHRM zal de klacht beoordelen en daarover een bindende uitspraak doen.2x A. Dignam, Companies and the Human Rights Act 1998, in: The comparative law yearbook of international business – Volume 2004, Den Haag: Kluwer Law International 2006, p. 487; T. Barkhuysen, Grondrechten en ondernemingsrecht: het juridisch kader, in: M. Holtzer, A.F.J.A. Leijten & D.J. Oranje (red.), Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation 2010-2011, Nijmegen: Van der Heijden Instituut 2011, p. 341; EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk). Helaas zijn rechtspersonen zich vaak niet bewust van de mogelijkheden die het EVRM hen biedt en laten zij daardoor kansen liggen. In deze bijdrage zal een aantal voorbeelden worden gegeven van rechten die rechtspersonen aan het EVRM kunnen ontlenen en zal worden ingegaan op het praktische belang van het EVRM voor rechtspersonen. Gezien het feit dat het EVRM met name bescherming biedt aan privaatrechtelijke rechtspersonen, beperkt deze bijdrage zich tot deze categorie rechtspersonen.
-
Rechten van rechtspersonen onder het EVRM
Het EVRM is in 1950 opgericht en sindsdien uitgebreid met vijftien protocollen. Daarnaast is het EVRM ook verder ontwikkeld in de jurisprudentie, waarin uitleg en invulling zijn gegeven aan de toepassing van de EVRM-rechten. Zoals blijkt uit de jurisprudentie en literatuur kunnen rechtspersonen een breed scala aan rechten aan het EVRM ontlenen. Daar staat tegenover dat uit de jurisprudentie en literatuur ook volgt dat rechtspersonen zich niet op alle EVRM-rechten kunnen beroepen. In de praktijk wordt per geval beoordeeld of een rechtspersoon zich op een bepaald EVRM-recht kan beroepen. Onderscheid kan worden gemaakt tussen EVRM-rechten waarop rechtspersonen zich doorgaans wel of juist niet kunnen beroepen. De rechten waarop rechtspersonen geen aanspraak kunnen maken, zijn veelal rechten die dusdanig op natuurlijke personen zijn toegesneden dat algemeen is aanvaard dat zij niet van toepassing zijn op rechtspersonen.3x L. Timmerman, Hebben rechtspersonen mensenrechten?, in: Rechtspleging in het ondernemingsrecht 26, Groningen: Serie Instituut Ondernemingsrecht 1997, p. 45. Een aantal voorbeelden van dit soort rechten is: het recht op leven (art. 2 EVRM),4x Barkhuysen 2011, p. 341. het verbod van foltering (art. 3 EVRM),5x EHRM 12 oktober 1988, nr. 11921/86 (Kontakt Information Therapie en Siegried Hagen/Oostenrijk). het verbod van slavernij en dwangarbeid (art. 4 EVRM), het recht op vrijheid en veiligheid (art. 5 EVRM)6x A.L.J. van Strien, Rechtspersonen en mensenrechten, RM Themis 1996, p. 9; Emberland 2006, p. 54. en het recht om te huwen (art. 12 EVRM).7x Dignam 2006, p. 487; Timmerman 1997, p. 45; Emberland 2006, p. 33.
Rechten waarvan algemeen is aanvaard dat zij aan zowel natuurlijke personen als rechtspersonen toekomen, zijn ten eerste rechten die processuele bescherming bieden, zoals het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM).8x Dignam 2006, p. 487; Van Strien 1996, p. 9. De reden hiervan is dat processuele rechten vanwege hun aard niet beperkt zijn tot een bepaalde groep geadresseerden, omdat het ongewenst zou zijn indien men in een rechtsgeding in een sterkere positie zou verkeren tegenover een rechtspersoon dan tegenover een natuurlijk persoon.9x Van Strien 1996, p. 9; vgl. ook Timmerman 1997, p. 45.
Naast processuele rechten zijn er ook EVRM-rechten met een materiële grondslag die aan rechtspersonen toekomen. Voorbeelden hiervan zijn artikel 11 EVRM (vrijheid van vergadering)10x Timmerman 1997, p. 46. en artikel 14 EVRM en 1 Twaalfde Protocol (verbod van discriminatie). Dit laatste verbod ziet onder meer op voorkoming van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van rechtspersonen en is in veel soorten zaken van toepassing. In de praktijk is dit verbod bijvoorbeeld succesvol ingeroepen in fiscale procedures.11x Hof Amsterdam 6 november 2001, V-N 2002, 93; zie ook Barkhuysen 2011, p. 342-343.
Verder is ook artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: ‘EP’) (het recht op ongestoord genot van eigendom) van toepassing op rechtspersonen. Dit artikel beschermt eigendomsbelangen van rechtspersonen en stelt strenge eisen aan de ‘ontneming van eigendom’ en de ‘regulering van het gebruik van eigendom’.12x Barkhuysen 2011, p. 347. Dergelijke overheidsinmenging moet blijkens artikel 1 EP op een wettelijke grondslag berusten, in het algemeen belang geschieden en proportioneel zijn.13x EHRM 7 november 2002, JOR 2003, 112 m.nt. Vossestein, onder 3. Artikel 1 EP is met name vanuit vennootschapsrechtelijk oogpunt van belang, omdat het ook de eigendomsrechten op aandelen beschermt en in bepaalde gevallen bescherming kan bieden tegen verwatering van aandelen.14x Hof Amsterdam 18 december 2009, JOR 2010, 42 m.nt. Josephus Jitta; EHRM 25 juli 2002, JOR 2003, 111 m.nt. Vossestein (Sovtransavto Holding/Oekraïne); EHRM 7 november 2002, JOR 2003, 112 m.nt. Vossestein (Olczak/Polen). Dit was bijvoorbeeld het geval in de zaak Sovtransavto tegen Oekraïne. Sovtransavto bezat 49% van de aandelen in een Oekraïense NV. Doordat een overheidsinstantie de onbevoegd genomen besluiten tot verhoging van het kapitaal van de NV bekrachtigde, verwaterde het belang van Sovtransavto sterk en verloor Sovtransavto zeggenschap in de NV. Het EHRM oordeelde, kort gezegd, dat (de toepassing van) het nationale (proces)recht een voortdurende onzekerheid voor Sovtransavto in het leven had geroepen. Dit gold zowel voor wat betreft de rechtmatigheid van de genomen besluiten als voor de bekrachtiging daarvan. Hierdoor had Oekraïne het evenwicht verstoord tussen het algemeen belang en het eigendomsrecht van Sovtransavto en daardoor artikel 1 EP geschonden.15x EHRM 25 juli 2002, JOR 2003, 111 m.nt. Vossestein (Sovtransavto Holding/Oekraïne); Barkhuysen 2011, p. 343.
Van sommige EVRM-artikelen was in het verleden niet duidelijk of rechtspersonen zich daarop konden beroepen. De jurisprudentie van het EHRM heeft daarover in bepaalde gevallen helderheid gecreëerd. Dit geldt onder meer voor het recht op privacy (art. 8 lid 1 EVRM) en de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM).16x W.H.A.M. van den Muijsenbergh & S. Rezai, Corporations and the European Convention on Human Rights, Pacific McGeorge Global Business & Development Law Journal (25) 2012, p. 52-58. Het recht op privacy garandeert eenieder het recht op bescherming van privé-, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie. Voorheen leek het recht op privacy alleen toe te komen aan natuurlijke personen, maar in de loop der jaren is dit recht verschoven naar een recht dat ook als een ‘huisrecht’ voor rechtspersonen kan worden opgevat. Dit blijkt onder meer uit de zaak Société Colas Est e.a. tegen Frankrijk.17x EHRM 16 april 2002, nr. 37971/97 (Société Colas Est e.a./Frankrijk). De Franse mededingingsautoriteiten hadden een inval gedaan bij de – van mededingingsbeperkende activiteiten verdachte – Franse vennootschap, Colas Est. Voorafgaand aan de inval was geen rechterlijk verlof verzocht door de Franse autoriteiten, wat overigens ook niet verplicht was onder het op dat moment geldende Franse recht. Colas Est beklaagde zich bij het EHRM dat de Franse autoriteiten artikel 8 EVRM hadden geschonden. Alhoewel het EHRM vóór deze zaak al had bepaald dat vennootschappen onder omstandigheden een beroep konden doen op artikel 8 EVRM,18x EHRM 16 december 1992, NJ 1993, 400 (Niemietz/Duitsland). had het EHRM nog niet eerder beoordeeld of artikel 8 EVRM – dat volgens de letterlijke tekst ziet op de bescherming van een ‘woning’ – ook betrekking kon hebben op kantoorpanden en bedrijfsterreinen. Dit was nu juist de vraag in de Colas Est-zaak, omdat de gewraakte inval had plaatsgevonden in de kantoorpanden en op het bedrijfsterrein van Colas Est. Het EHRM oordeelde dat artikel 8 EVRM ook betrekking kan hebben op kantoorpanden en bedrijfsterreinen en concludeerde – in het licht van de arbitraire wijze waarop de Franse autoriteiten hadden gehandeld – dat artikel 8 EVRM ten opzichte van Colas Est was geschonden.19x M. Emberland, Protecting against unwarranted searches and seizures of corporate premises under Article 8 of the European Convention on Human Rights: The Colas Est S.A. v. France approach, Michigan Journal of International Law (77) 2003-2004, p. 93.
In de zaak Autronic AG tegen Zwitserland erkende het EHRM expliciet dat ook rechtspersonen een beroep op artikel 10 EVRM (het recht op vrijheid van meningsuiting) kunnen doen.20x EHRM 22 mei 1990, nr. 12726/87 (Autronic AG/Zwitserland). Dit arrest is een goed voorbeeld van de soms pragmatische insteek van het EHRM. De zaak betrof een aanbieder van satellietschotels aan wie door de Zwitserse overheid toestemming werd geweigerd om op een beurs Russische satellietsignalen te ontvangen in het kader van een demonstratie van een satellietschotel. Het was hiervoor nog niet eerder voorgekomen dat een vennootschap in het kader van de verrichting van een puur commerciële activiteit een beroep deed op artikel 10 EVRM. Het EHRM oordeelde, kort gezegd, dat noch het feit dat Autronic de wettelijke status had van een besloten vennootschap, noch het feit dat haar activiteiten commercieel waren aan Autronic de bescherming van artikel 10 EVRM kon ontnemen.21x Vgl. ook Timmerman 1997, p. 45-46. Artikel 10 is van toepassing op ‘everyone’, ongeacht of het gaat om een natuurlijk persoon of rechtspersoon en kan zowel betrekking hebben op de inhoud van de betreffende informatie als op de middelen van uitzenden en ontvangen, aldus het EHRM. Dit resulteerde uiteindelijk in de conclusie dat artikel 10 EVRM ten opzichte van Autronic was geschonden.
-
Beroep op EVRM-rechten bij nationale instanties en het EHRM
Zoals uit de hierboven besproken voorbeelden blijkt, kunnen rechtspersonen rechten ontlenen aan het EVRM en kan een rechtspersoon bij het EHRM een klacht indienen over een schending van een aan hem toekomend EVRM-recht door een lidstaat (art. 34 EVRM). Het indienen van een klacht bij het EHRM geschiedt door middel van een verzoekschrift. Het EHRM oordeelt in eerste instantie alleen over de ontvankelijkheid van de klacht. Indien het EHRM van oordeel is dat de klacht ontvankelijk is, gaat het in een tweede instantie over tot de inhoudelijke behandeling van de klacht.
Het EHRM beoordeelt de ontvankelijkheid van een klacht op basis van de criteria die zijn neergelegd in artikel 35 EVRM. Naast een aantal formele vereisten, vereist artikel 35 EVRM onder meer dat het verzoek verenigbaar is met het EVRM en dat de verzoeker nadeel heeft geleden door de schending van een EVRM-recht. Een ander belangrijk vereiste van artikel 35 EVRM is dat het EHRM een zaak pas in behandeling neemt indien alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput (de ‘local remedies rule’). Dit zou de indruk kunnen wekken dat het EHRM de enige instantie is waar een beroep op het EVRM zou kunnen worden gedaan en het EVRM dientengevolge pas van belang zou zijn nadat alle nationale rechtsgangen zijn bewandeld. Gelukkig is dit niet het geval. Lidstaten zijn verplicht te zorgen voor effectieve nationale rechtsmiddelen die bewerkstelligen dat een klacht over schending van een EVRM-recht ook op nationaal niveau adequaat wordt onderzocht (art. 13 EVRM). Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM moet daarbij kunnen worden getoetst aan de EVRM-rechten zelf of daarmee vergelijkbare andere normen, die bijvoorbeeld in nationale wet- en regelgeving kunnen zijn vastgelegd. Indien de klacht gegrond is, moet de betreffende nationale instantie door middel van een bindende beslissing in staat zijn te zorgen voor volledig schadeherstel of vervangende schadevergoeding.22x T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik & H.D. Ploeger, De eigendomsbescherming van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en het Nederlandse burgerlijk recht, in: Preadviezen 2005 uitgebracht voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, Deventer: Kluwer 2005, p. 13-14.
In Nederland is het uitgangspunt dat eenieder verbindend internationaal recht automatisch doorwerkt in de nationale rechtsorde. Dit betekent kort gezegd dat wetgever, rechter en bestuur gebonden zijn aan eenieder verbindende internationale regelgeving. Rechtzoekenden kunnen zich bij de Nederlandse rechter ook direct beroepen op eenieder verbindende verdragsbepalingen (art. 93 Grondwet). Aangezien de EVRM-bepalingen in de jurisprudentie in het algemeen worden aangemerkt als eenieder verbindende bepalingen,23x Barkhuysen, Van Emmerik & Ploeger 2005, p. 30-31. kunnen rechtspersonen zich dus direct bij de Nederlandse rechter beroepen op aan hen toekomende EVRM-rechten. In dit verband is van belang dat, indien de Nederlandse rechter van oordeel is dat een Nederlandse wet of regel strijdig is met een EVRM-bepaling, de rechter voorrang dient te geven aan de EVRM-bepaling en de Nederlandse wet of regel buiten toepassing moet laten (art. 94 Grondwet). Het EVRM kan op deze wijze een relatief grote betekenis hebben voor de toepassing van Nederlandse wet- of regelgeving.
-
Het belang van het EVRM in de praktijk
Wat is in de praktijk nu het belang van het EVRM voor rechtspersonen? Ten eerste waarborgt het EVRM dat inmenging van overheden in de belangen van rechtspersonen op een wettelijke basis dient te berusten (art. 7 EVRM). De gevallen waarin de overheid zich in de belangen van rechtspersonen kan mengen, moeten kenbaar zijn en rechtspersonen moeten daarop kunnen anticiperen.24x Barkhuysen 2011, p. 342. Daarnaast biedt het EVRM bescherming tegen ongeoorloofde overheidsinmenging in de belangen van een rechtspersoon. Het overheidsoptreden van elk van de 47 lidstaten dient binnen de perken van de EVRM-bepalingen te blijven. Indien een overheid desalniettemin buiten haar boekje treedt, schept het EVRM de waarborg dat een rechtspersoon de ongeoorloofde inmenging op nationaal niveau kan laten toetsen en dat de gevolgen van het te ver strekkende overheidshandelen worden gecorrigeerd (art. 13 EVRM).25x Barkhuysen 2011, p. 347-348.
De belangrijkste mogelijkheid die het EVRM biedt, is dat een geschil aan het EHRM kan worden voorgelegd. Het verkrijgen van een onafhankelijk oordeel van het EHRM, biedt met name perspectieven voor gevallen waarin een rechtspersoon in een nationale procedure in zijn rechten is benadeeld en kan van grote betekenis zijn voor rechtspersonen in lidstaten die nog geen ‘volwassen’ rechtsstaat zijn. Helaas kent Europa nog een aantal van dit soort landen en wil het nog voorkomen dat een partij daar het slachtoffer wordt van bijvoorbeeld politieke willekeur. Een rechtspersoon kan dan kansloos zijn in een gerechtelijke procedure tegen een machtige overheid. Juist voor rechtspersonen in dit soort landen kunnen het EVRM en het EHRM een laatste redmiddel zijn.
-
Conclusie
In het verleden werd het EVRM door velen slechts van belang geacht voor natuurlijke personen. Vanuit ondernemingsrechtelijk perspectief werd op het EVRM amper acht geslagen. Sinds de totstandkoming van het EVRM is het steeds verder ontwikkeld. Niet alleen is het EVRM aangevuld met diverse protocollen, ook de toepasselijkheid van diverse bepalingen op rechtspersonen is in- en aangevuld door het EHRM. De jurisprudentie maakt duidelijk dat rechtspersonen een breed scala aan rechten aan het EVRM kunnen ontlenen. Rechtspersonen en hun adviseurs dienen zich bewust te zijn van de mogelijkheden die het EVRM hen biedt en moeten niet schromen om daarvan gebruik te maken. Met name in de huidige onzekere (crisis)tijden, waarin financiële en politieke schommelingen plaatsvinden, kunnen rechtspersonen de dupe worden van ongeoorloofd overheidshandelen. Het EVRM kan voor dergelijke gevallen een gedegen bescherming bieden.
Noten
- * De auteur is mr. S. Rezai erkentelijk voor zijn feedback op deze bijdrage.
-
1 M. Emberland, The human rights of companies, Oxford: Oxford University Press 2006, p. 2-4.
-
2 A. Dignam, Companies and the Human Rights Act 1998, in: The comparative law yearbook of international business – Volume 2004, Den Haag: Kluwer Law International 2006, p. 487; T. Barkhuysen, Grondrechten en ondernemingsrecht: het juridisch kader, in: M. Holtzer, A.F.J.A. Leijten & D.J. Oranje (red.), Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation 2010-2011, Nijmegen: Van der Heijden Instituut 2011, p. 341; EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk).
-
3 L. Timmerman, Hebben rechtspersonen mensenrechten?, in: Rechtspleging in het ondernemingsrecht 26, Groningen: Serie Instituut Ondernemingsrecht 1997, p. 45.
-
4 Barkhuysen 2011, p. 341.
-
5 EHRM 12 oktober 1988, nr. 11921/86 (Kontakt Information Therapie en Siegried Hagen/Oostenrijk).
-
6 A.L.J. van Strien, Rechtspersonen en mensenrechten, RM Themis 1996, p. 9; Emberland 2006, p. 54.
-
7 Dignam 2006, p. 487; Timmerman 1997, p. 45; Emberland 2006, p. 33.
-
8 Dignam 2006, p. 487; Van Strien 1996, p. 9.
-
9 Van Strien 1996, p. 9; vgl. ook Timmerman 1997, p. 45.
-
10 Timmerman 1997, p. 46.
-
11 Hof Amsterdam 6 november 2001, V-N 2002, 93; zie ook Barkhuysen 2011, p. 342-343.
-
12 Barkhuysen 2011, p. 347.
-
13 EHRM 7 november 2002, JOR 2003, 112 m.nt. Vossestein, onder 3.
-
14 Hof Amsterdam 18 december 2009, JOR 2010, 42 m.nt. Josephus Jitta; EHRM 25 juli 2002, JOR 2003, 111 m.nt. Vossestein (Sovtransavto Holding/Oekraïne); EHRM 7 november 2002, JOR 2003, 112 m.nt. Vossestein (Olczak/Polen).
-
15 EHRM 25 juli 2002, JOR 2003, 111 m.nt. Vossestein (Sovtransavto Holding/Oekraïne); Barkhuysen 2011, p. 343.
-
16 W.H.A.M. van den Muijsenbergh & S. Rezai, Corporations and the European Convention on Human Rights, Pacific McGeorge Global Business & Development Law Journal (25) 2012, p. 52-58.
-
17 EHRM 16 april 2002, nr. 37971/97 (Société Colas Est e.a./Frankrijk).
-
18 EHRM 16 december 1992, NJ 1993, 400 (Niemietz/Duitsland).
-
19 M. Emberland, Protecting against unwarranted searches and seizures of corporate premises under Article 8 of the European Convention on Human Rights: The Colas Est S.A. v. France approach, Michigan Journal of International Law (77) 2003-2004, p. 93.
-
20 EHRM 22 mei 1990, nr. 12726/87 (Autronic AG/Zwitserland).
-
21 Vgl. ook Timmerman 1997, p. 45-46.
-
22 T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik & H.D. Ploeger, De eigendomsbescherming van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en het Nederlandse burgerlijk recht, in: Preadviezen 2005 uitgebracht voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, Deventer: Kluwer 2005, p. 13-14.
-
23 Barkhuysen, Van Emmerik & Ploeger 2005, p. 30-31.
-
24 Barkhuysen 2011, p. 342.
-
25 Barkhuysen 2011, p. 347-348.